Deel 1 nog niet gelezen ? Volg deze Link
Auteur : Jos Hermans
Angelo Neumanns opvoeringen van de Ring-tetralogie betekenden voor Wagner de echte doorbraak in Rusland. Vier cycli werden gespeeld onder leiding van Karl Muck. Aangezien geen enkel deel van de Ring ooit in Rusland was opgevoerd, was dit een gebeurtenis van formaat, en volgens het dagblad Teatr i zhizn (dat de gebeurtenissen op de voet volgde en dagelijks samenvattingen opnam) kwam niet minder dan "heel Petersburg" bijeen om de eerste opvoering van Das Rheingold bij te wonen. De vier cycli waren volledig uitverkocht en Neumann beoordeelde de Russische tournee als een groot succes. Niet alleen stak het Russische orkest volgens hem gunstig af bij dat in Bayreuth, maar ook vond hij het mannenkoor in Götterdämmerung het beste dat hij ooit had gehoord. Therese Malten was alleen voor de eerste cyclus geboekt, maar Neumann moest haar overhalen om te blijven, nadat een luidruchtige demonstratie van verontwaardiging vanuit het publiek aan het begin van de tweede cyclus het ingrijpen van de politie noodzakelijk had gemaakt.
Typerend was de veranderde, quasi gelouterde houding van de inheemse componisten en musici, die zich aanvankelijk fel tegen Wagner hadden verzet. Al in 1867 zei Mussorgsky bijvoorbeeld tegen Rimsky-Korsakov: "Wij schelden vaak tegen Wagner, maar Wagner is sterk, en hij is sterk, omdat hij de kunst aanpakt en door elkaar schudt." Tsjaikovski wijdde een bewonderende recensie aan de Lohengrin prelude in 1871 en deed verslag vanuit Bayreuth in 1876, waar hij samen met Nikolai Rubinstein, Cui en de Petersburgse muziekpublicist Laroche de eerste Festspiele bezocht. In zijn zeer kritische recensie kon men echter ook passages als dit lezen: “De tetralogie van Wagner is in zijn gigantische omvang zo'n gecompliceerd en zo'n fijnzinnig doordacht werk dat er veel tijd nodig is om het te bestuderen en dat het meerdere malen gehoord moet worden. [...] Ik moet zeggen dat iedereen die gelooft in de ethische kracht van de kunst, gegeven de grote artistieke onderneming die door haar intrinsieke waarde en effect vrijwel zeker een mijlpaal in de kunstgeschiedenis zal vormen, niet anders kan dan van Bayreuth een zeer verfrissende indruk te krijgen. [..] Als componist is Wagner ongetwijfeld één van de meest opmerkelijke persoonlijkheden van de tweede helft van deze eeuw, en zijn invloed op de muziek is immens. Niet alleen was hij begiftigd met een grote muzikale verbeeldingskracht, maar hij opende ook nieuwe vormen voor zijn kunst en vond wegen die vóór hem niet bekend waren; hij was, zo kan men zeggen, een genie die in de gelederen van de Duitse muziek naast Mozart, Beethoven, Schubert en Schumann staat.”
Uiteindelijk bleef Tsjaikovski toch een zekere afstand behouden want zijn esthetica was op een andere leest geschoeid : "Volgens mijn diepe en vaste overtuiging was hij een genie dat een verkeerde weg volgde. Wagner was een groot symfonicus, maar geen operacomponist. Als deze buitengewone man, in plaats van zijn leven te wijden aan de muzikale illustratie van figuren uit de Germaanse mythologie in operavorm, symfonieën had geschreven, zouden we misschien meesterwerken bezitten die de vergelijking met de onsterfelijke creaties van Beethoven waard zijn."
Rimsky-Korsakov veranderde radicaal van mening nadat hij vele repetities en vervolgens de opvoeringen van de Ring door Angelo Neumann had meegemaakt. Zo schreef hij in een brief dat hij "onwillekeurig van Wagner was gaan houden, als van een vrouw. Wagner was in dat seizoen een groot fenomeen in onze kring. Er was een tijd dat ik hem afwees, maar nu geloof ik vast in hem, als in Apostel Paulus". Als componist nam hij Wagners aanwijzingen in verband met leidmotieftechniek en instrumentatie ter harte. Zijn voorlaatste opera, De legende van de onzichtbare stad Kitesj en de maagd Fevronija, werd door tijdgenoten zelfs omschreven als de "Russische Parsifal". Alexander Glasunov, die de Ring in 1889 samen met Rimsky-Korsakov had meegemaakt, schreef enthousiast aan Tsjaikovski: "Ik moet toegeven dat ik zelden door zo'n enthousiasme werd bevangen. Ik herken mezelf niet. [...] We waren gewoon in een roes samen met Nikolai Andrejevitsj [Rimsky-Korsakov]." Achteraf echter noteerde Tsjaikovski op 23 maart 1889 enigszins verontwaardigd in zijn dagboek: "Brief van Glasunov. (Hij is een Wagneriaan!) ". En Cui, tot dan toe waarschijnlijk de meest resolute Wagner-tegenstander in het "Machtige Hoopje", publiceerde na de Neumann-ring een uitgebreide en inzichtelijke studie over de tetralogie.
Interessant is dat ook Vladimir Stasov zijn opvattingen over Wagner bijstelde. Hoewel Stasov sterk overtuigd bleef van Dargomyzjski's superioriteit als hervormer van de opera, bekende hij een grote bewondering te hebben voor Die Meistersinger (dat zowel realistisch was in zijn behandeling als nationalistisch in zijn onderwerp, de twee belangrijkste criteria in de kunst, volgens hem) en kreeg hij respect voor veel van Wagners symfonische schriftuur.
Heel wat leden van het Russische hof woonden in 1889 voorstellingen bij van de Ring. Daaronder ook Alexander III zelf en de tsarina. Volgens Cosima Wagners vriendin gravin Marie Wolkenstein, echtgenote van de Oostenrijkse ambassadeur in Sint-Petersburg, was het publiek "met elke voorstelling enthousiaster geworden totdat Götterdämmerung met vurig enthousiasme werd begroet". De Ring was zelfs zo'n succes dat niet alleen het Directoraat Keizerlijke Theaters een verzoek indiende om nog een cyclus op te voeren (wat Neumann afwees), maar dat ook de tsaar zelf het gezelschap verzocht de Ring in Moskou op te voeren. Ook in Moskou werd de tetralogie goed ontvangen, ook al waren de kassaopbrengsten niet zo hoog als in Sint-Petersburg. De Keizerlijke Theaters wilden graag dat Neumann en zijn gezelschap het jaar daarop zouden terugkeren, maar alle pogingen om een tweede tournee te organiseren, zowel in 1890 als in 1891, moesten worden opgegeven. De ondertekening van de Frans-Russische alliantie was er mede verantwoordelijk voor dat de omstandigheden voor Wagner in de jaren 1890 "minder gunstig" werden, aldus Mikhail Stanislavski: "Het was zelfs onmogelijk om het over Duits, Duitse mensen en Duitse kunst te hebben .... Onze jongeren werden gegrepen door Frans-Russisch enthousiasme en probeerden hun patriottische gevoelens te tonen door Duitsers aan te vallen die vredig met een pul bier in de dierentuin zaten. In die omstandigheden zou het zelfs volslagen dwaasheid zijn geweest om ervan te dromen de ervaring van 1889 te herhalen en nog een reeks Wagner-voorstellingen te geven."
In februari en maart 1898 vond er weer een grote Wagner-gastvoorstelling plaats in Sint-Petersburg. De impresario Georg Paradisi bracht er Holländer, Tannhäuser, Lohengrin, Tristan, Meistersinger, Walküre en Siegfried. De dirigent van de meeste voorstellingen was Hans Richter, die de Ring in 1876 in Bayreuth had gedirigeerd. Tot de uitstekende zangers behoorden opnieuw Therese Malten en de beroemde Eduard en Jean de Reszke. In 1899 bracht het Mariinsky Theater zijn eerste productie van Tristan en Isolde op de planken met Félia Litvinne als Isolde, die vanaf dat moment tot in de jaren twintig één van de belangrijkste Wagner-vertolkers in Rusland bleef. Enkele maanden later volgde een nieuwe productie van Tannhäuser, met Ivan Jersjov in de titelrol, de latere legendarische Wagner-tenor, die al snel ook Tristan voor zijn rekening nam. In St. Petersburg werd nu een uitstekend eigen Wagner-ensemble samengesteld. En prins Sergej Wolkonski, sinds 1899 directeur van het Mariinski Theater, liet nu ook de Ring instuderen. Tussen 1900 en 1905 werden Die Walküre, Siegfried, Götterdämmerung en Rheingold opgevoerd. (Tot 1914 werd Rheingold 38 keer opgevoerd, Walküre 77 keer, Siegfried 41 keer en Götterdämmerung 45 keer). Eduard Napravnik dirigeerde weer.
Later namen jongere dirigenten als Felix Blumenfeld, Albert Coates, Nikolai Malko en Emil Kuper de muzikale leiding over. Hele Ringcycli en andere Wagner-uitvoeringen vonden vervolgens plaats onder leiding van vooraanstaande gastdirigenten als Arthur Nikisch, Felix Mottl en Wagners schoonzoon Franz Beidler. De Petersburgse Ring-productie was in handen van Osip Paletschek, terwijl de decors voor de afzonderlijke delen van de tetralogie door verschillende kunstenaars werden ontworpen. Zo was V. Shiryaev verantwoordelijk voor de eerste akte van de Valkyrie; voor de tweede en derde akte werden de Bayreuthse ontwerpen van de gebroeders Max en Gotthold Brückner en het kostuumontwerp van Carl Doepler gebruikt. J. Quapp, Pjotr Lambin en Wardek Surinjans ontwierpen Siegfried eveneens naar Bayreuth-model, terwijl Götterdämmerung en Rheingold geheel eigen, schilderachtig-symbolistische trekken vertoonden - deze decors werden ontworpen door Alexander Benois (Götterdämmerung), één van de intellectuele leiders van het belangrijke tijdschrift en de gelijknamige kunstenaarsvereniging Mir iskusstva (Wereld van de kunst), waartoe ook de Wagner-enthousiasteling en succesvolle theaterman Sergej Diaghilev behoorde, en de schilder en theaterkunstenaar Alexander Golovin (Rheingold).
Daarmee kreeg de hedendaagse beeldende kunst van Rusland, zoals die door de frisse symbolistische beweging vertegenwoordigd werd, toegang tot het theater van Wagner. Benois verwierp nadrukkelijk het conservatieve Bayreuth-theater van het Cosima-tijdperk vanwege zijn historicisme en zijn naturalisme. Hij zocht naar eigenzinnige fantasierijke beeldende oplossingen. De criticus (en vertaler van Wagneriaanse dramatische teksten) Viktor Kolomijzow vond enthousiaste woorden voor Götterdämmerung: "In de hele productie is een groot inlevingsvermogen waarneembaar, het streven om routine te vermijden en iets nieuws, origineels te creëren, overeenkomend met de geest van het werk. [...] Persoonlijk houd ik van al die mistige, sprookjesachtige decors die uit een droom lijken te komen, [...] Ze voeren onwillekeurig de gedachten terug naar de diepten der eeuwen, naar de legendarische tijd toen de voorvaderen nog in direct contact leefden met de in mysterie gehulde natuur."
Beide kunstenaars, Benois en Golovin, waren enthousiast over Wagners esthetische concept van het gesamtkunstwerk. Golovin bijvoorbeeld zei naar aanleiding van zijn werk in Rheingold het volgende: "In Wagners muziekdrama vond de synthese van de kunst, waarnaar Gluck reeds streefde, haar uitdrukking, [...] alles is vol symboliek en tegelijkertijd in zijn grondgedachte levensecht en algemeen begrijpelijk in de bewering dat de oorzaak van alle dingen in de wereld de zucht naar goud is. [...] De productie van Rheingold was voor mij één van de interessantste projecten."
Onder de uitstekende zangers in deze Ring-productie waren Félia Litvinne als Brünnhilde (later ook Mariana Tsjerkasskaja), Ivan Jerschov als Loge, Siegmund en Siegfried, en Vladimir Kastorski als Wotan; ook Fjodor Stravinski, de vader van componist Igor Stravinski, was tot aan zijn vroegtijdige dood in 1902 betrokken bij de opvoeringen als bas. Jersjovs fascinerende podiumprésence werd door een criticus uit die tijd als volgt getypeerd: "Jersjov in de rol van Siegfried is Siegfried in werkelijkheid. [...] Elk moment van zijn vertolking is een waarheid, een leven en een schoonheid."
Betekenisvol voor de Petersburgse productie van de Ring is het feit dat deze werd afgesloten - met de première van Rheingold - onmiddellijk na de gebeurtenissen die de fundamenten van het tsarenrijk deden schudden, zoals de revolutie van 1905 en de verloren oorlog tegen Japan. Het rijk wankelde en de godenschemering leek reeds nabij. Wagners Ring was een voorbode van de tijd geworden en weerspiegelde een gulzig opgedrongen fin-de-siecle stemming in de gesensibiliseerde intellectuele elite van het land.
Na St. Petersburg werd de Ring, die al in 1894 was begonnen met Siegfried, in 1911 ook in het Bolsjojtheater in Moskou voltooid met Götterdämmerung, zij het met meer inspanning: terwijl Naprawnik voor Walküre bijvoorbeeld 15 repetities nodig had met het orkest van het Mariinski Theater, en 12 voor Siegfried, moesten het er in Moskou 25 of zelfs 41 zijn. Toch hebben Wagner en zijn Ring sindsdien een dominante rol gespeeld in het Moskouse repertoire. De rol van Siegfried werd vertolkt door de bekende Ivan Altsjevski (die bij een gelegenheid ook werd vergezeld door de Bayreuth-zanger Ernest van Dyck), een uitstekend vertolker, die door Vsevolod Meyerhold geprezen werd omdat hij - net als Sjaljapin en Jersjov - de grote gave bezat om "de zanger uit het operatheater te loodsen en hem dichter bij de acteur van het gesproken theater te brengen".
Het jaar 1914 bracht twee bijna parallelle producties van Parsifal, die net waren vrijgegeven voor de podia buiten Bayreuth. Op initiatief van de muziekliefhebber graaf Alexander Sjeremetjev (hij dirigeerde ook de eerste voorstelling) werd het werk opgevoerd op het toneel van het Volkshuis en vervolgens in het Hermitage Theater met een toneelontwerp dat dicht bij de Art Nouveau lag. Kundry was de reeds legendarische Félia Litvinne. Enkele weken later werd Parsifal ook opgevoerd in het "Theater van het muziekdrama". De Finse dirigent Georg Schneevoigt (die hier ook Die Meistersinger had gerepeteerd) bracht het orkest mee uit Helsingfors (Helsinki). Regisseur was de theateravant-gardist Jossif Lapizki.
Volgende aflevering : Wagner en het Russisch symbolisme