Een gesprek met Pieter Bergé, artistiek directeur Festival 20.21. Door Wynold Verweij. Bron : Klassiek Centraal. Sjostakovitsj is op verschillende manieren fascinerend. De eerste manier heeft eigenlijk weinig met zijn muziek te maken. Hij was een kunstenaar die leefde en overleefde in uiterst ondankbare omstandigheden, namelijk het communistische regime in de Sovjet-Unie. Dat stond borg voor een totale onzekerheid over waar je kunstwerken je naartoe zouden brengen, naar de roem of naar de ondergang. Die spanning tussen de artistieke, politieke en maatschappelijke dimensie is heel fascinerend. Daarnaast is er natuurlijk de zeer beladen receptiegeschiedenis van Sjostakovitsj als persoon. Tot aan zijn dood in 1975 werd hij wereldwijd beschouwd als een adept van het communistische regime. In 1979 was er dan het fameuze boek van Solomon Volkov, Testimony, waarin dat beeld voor 100 procent wordt omgedraaid en waarin Sjostakovitsj plots wordt voorgesteld als de grote geheime dissident van het communistische regime. Ontluisterend is vooral de discussie die daarop volgde, een schoolvoorbeeld van polarisatie. Enerzijds pleitte een groep musicologen voor een revisionistische visie (“Sjostakovitsj was een dissident”), maar anderen verdedigden dan weer met hand en tand een anti-revisionistische opvatting (“Sjostakovitsj was wél een adept van het communisme”). Merkwaardig, en ook wel verontrustend, is dat die hele polemiek bestaat uit een onwaarschijnlijke mengeling van argumenten en emoties. Daarin zijn er zoveel fouten, leugens, valse retoriek, valse argumenten enzovoort, enzovoort, dat je daar niet onverschillig tegenover kan blijven. De historische wetenschap als discipline davert hier op haar grondvesten. Daarnaast is er natuurlijk de muziek zelf. Mijn waardering van de muziek van Sjostakovitsj is zelf ook heel gepolariseerd. Sommige werken, zoals de laatste symfonieën en kamermuziek vind ik echt weergaloos; andere, zoals het openingsdeel uit de fameuze Leningrad-symfonie, vind ik dan weer ondraaglijk. Er zijn voor mezelf maar weinig componisten bij wie ik zelf zo’n grote spreidstand in persoonlijke waardering ervaar.
Sjostakovitsj boeit als mens en als musicus
Sjostakovitsj boeit als mens en als musicus
Sjostakovitsj boeit als mens en als musicus
Een gesprek met Pieter Bergé, artistiek directeur Festival 20.21. Door Wynold Verweij. Bron : Klassiek Centraal. Sjostakovitsj is op verschillende manieren fascinerend. De eerste manier heeft eigenlijk weinig met zijn muziek te maken. Hij was een kunstenaar die leefde en overleefde in uiterst ondankbare omstandigheden, namelijk het communistische regime in de Sovjet-Unie. Dat stond borg voor een totale onzekerheid over waar je kunstwerken je naartoe zouden brengen, naar de roem of naar de ondergang. Die spanning tussen de artistieke, politieke en maatschappelijke dimensie is heel fascinerend. Daarnaast is er natuurlijk de zeer beladen receptiegeschiedenis van Sjostakovitsj als persoon. Tot aan zijn dood in 1975 werd hij wereldwijd beschouwd als een adept van het communistische regime. In 1979 was er dan het fameuze boek van Solomon Volkov, Testimony, waarin dat beeld voor 100 procent wordt omgedraaid en waarin Sjostakovitsj plots wordt voorgesteld als de grote geheime dissident van het communistische regime. Ontluisterend is vooral de discussie die daarop volgde, een schoolvoorbeeld van polarisatie. Enerzijds pleitte een groep musicologen voor een revisionistische visie (“Sjostakovitsj was een dissident”), maar anderen verdedigden dan weer met hand en tand een anti-revisionistische opvatting (“Sjostakovitsj was wél een adept van het communisme”). Merkwaardig, en ook wel verontrustend, is dat die hele polemiek bestaat uit een onwaarschijnlijke mengeling van argumenten en emoties. Daarin zijn er zoveel fouten, leugens, valse retoriek, valse argumenten enzovoort, enzovoort, dat je daar niet onverschillig tegenover kan blijven. De historische wetenschap als discipline davert hier op haar grondvesten. Daarnaast is er natuurlijk de muziek zelf. Mijn waardering van de muziek van Sjostakovitsj is zelf ook heel gepolariseerd. Sommige werken, zoals de laatste symfonieën en kamermuziek vind ik echt weergaloos; andere, zoals het openingsdeel uit de fameuze Leningrad-symfonie, vind ik dan weer ondraaglijk. Er zijn voor mezelf maar weinig componisten bij wie ik zelf zo’n grote spreidstand in persoonlijke waardering ervaar.