Auteur : Jos Hermans
Naar het schijnt componeerde Johann Strauss te allen tijde, dag en nacht, tenminste als hij niet toevallig at, sliep, biljartte of kaartte. Schetsboeken, vodjes papier, overhemd-manchetten, mouwen van nachtjaponnen, tafellakens waren nimmer veilig voor zijn notenstift. Honderden nooit gebruikte motieven vonden tenslotte een plaats in de melodieën-kist die Adèle, zijn derde vrouw, als een kostbare schat behoedde! De beste ingevingen vonden hun weg naar 174 polka’s en 159 walsen. Daar zij uit gemiddeld 9 thema’s zijn samengesteld, heeft Johann Strauss alleen al voor zijn walsen meer dan 1400 verschillende melodieën moeten vinden!
Zowel Berlioz als Wagner waren fans van Johann Strauss Sr. Zijn wijdverbreide populariteit werd door hen niet gezien als nadelig met betrekking tot zijn artistieke prestaties. In “Mein Leben” vertelt Wagner hoe Johann Strauss Sr. zijn publiek in vervoering kon brengen als een meester tovenaar. Zoals bekend was Wagner een grote fan van “Wein, Weib und Gesang” maar ook van de gelijknamige wals van Strauss Jr. In Wahnfried stonden de walsen van Strauss, vader en zoon, regelmatig op het muzikale programma van de avond. En het respect was wederzijds: Strauss Jr. zal in 1861 de Oostenrijkse première van Tristan und Isolde dirigeren!
Der Zigeunerbaron werd het werk waarmee Johann Strauss het dichtst bij opera aanleunde en vanaf 1885 toerde het door bijna heel Europa, met uitzondering van Londen. Nauwelijks vier maanden na de première stond het al in New York op de affiche. Het libretto werd een twintigtal keer vertaald. In het Theater an der Wien werd de operette aanvankelijk bijna 90 keer en suite opgevoerd; in 1903 vierde het zijn 300ste en in 1909 al de 1000ste opvoering.
Zoals de operettes van Offenbach de geest belichamen van het Franse Second Empire in zijn eindfase, zo belichaamt de dansmuziek van Johann Strauss de oproerige schemering van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Biograaf Ernst Decsey verklaarde dat Der Zigeunerbaron datgene tot stand bracht waartoe ministers en delegaties niet in staat waren, met name de twee helften van de monarchie, verwikkeld in eeuwige compromisstrijden, te laten samensmelten. Hongarije was erkend als zijn eigen koninkrijk binnen de Habsburgse monarchie, sinds de Ausgleich van 1867, het politieke en economische compromis tussen de twee helften van het keizerrijk.
Geen enkele perscommentaar gaat voorbij aan het feit dat Tobias Kratzer het woord Zigeuner tussen aanhalingstekens heeft geplaatst. U raadt het al: de gedachtenpolitie van de woke-community heeft inmiddels ook de operette bereikt! Der Zigeunerbaron is de eerste Weense operette die zich in Hongarije afspeelt en waarin Hongaren en zigeuners de hoofdrol spelen. Binnen het operette-repertoire verschijnen de Hongaren meestal als exotische “anderen”, vaak naast zigeuners, wat een amusant contrast oplevert tussen Weense elegantie en Hongaarse vurigheid. Dat de Weense operette vol zit met frivole aristocraten en seksueel suggestieve humor, is deel van de charme en van het entertainment gehalte. Woke-activisten als de Oostenrijkse auteur Marlene Streeruwitz vinden de operette racistisch, sexistisch en ijveren voor het cancellen van werken als Der Zigeunerbaron. Zoals Knorr zijn zigeunersaus cancelde en herdoopte in “paprikasaus op Hongaarse wijze”.
Die aanhalingstekens zijn nergens voor nodig, zegt Kevin Clarke van het Operetta Research Center : "Voor wie niet vertrouwd is met het debat: omdat de volkeren die als "Zigeuner" werden bestempeld om racistische redenen door de nazi's werden vervolgd en gedood, eisen veel social justice warriors vandaag dat het Z-woord niet meer mag worden gebruikt, vergelijkbaar met het verbieden van het N-woord in het Engels. Volgens deze logica is elk gebruik van de term "Zigeuner" vernederend en stigmatiserend. Vreemd genoeg wordt dezelfde logica niet toegepast op andere groepen die door de nazi's gestigmatiseerd en vermoord werden, zoals de joden of de homoseksuelen. De naamgeving van deze groepen is nooit ter discussie gesteld; en het feit dat verschillende leden van de Sinti en Roma gemeenschap het Z-woord willen blijven gebruiken, maakt de discussie er niet eenvoudiger op"
De Sinti Allianz Deutschland heeft zich uitgesproken tegen het cancelen van het woord zigeuner en zegt zelf dat ze het woord verder willen gebruiken. Als de term zigeuner wordt gebruikt op een manier die niet vernederend of negatief is, dan zou het nogal onlogisch zijn om deze anderhalfduizend jaar oude historische, verbindende, identiteitsstichtende omschrijving te dumpen die zigeuners een plaats in de cultuurgeschiedenis hebben bezorgd. Het enige dat de zigeuners in Der Zigeunerbaron stelen is het hart van Sandor Barinkay. Zelfs de schat die Barinkay vindt in het vervallen kasteel van zijn vader laten ze ongemoeid, ze protesteren zelfs niet wanneer hij de schat aan de staat schenkt (een passage die hier geschrapt is) en ze keren terug uit de oorlog met Spanje als de grootste patriotten en als de moedigste soldaten. Het emblematische zigeunerlied (“O habet Acht”) lijkt bedreigend maar het is een oplijsting van de vooroordelen die zigeuners ontmoeten. Van Albert Speer weten we overigens dat Hitler werken als Der Zigeunerbaron beschouwde als wezenlijke onderdelen van het Duitse culturele erfgoed, gelijkwaardig aan Wagner.
Graaf Homonay, die ook de partij van de zedencommissaris Conte Carnero heeft opgeslorpt, zit op de toneelvloer uitgedost in een huzarenuniform. Hij poetst zijn degen, monstert het binnenkomende publiek en legt tenslotte een plaat op zijn oude His Masters Voice grammofoon. Gelukkig moeten we niet naar de oude grammofoon luisteren en is er een orkest in de zaal. Het orkest is niet echt klein maar het is opgesteld in de diepte van het toneel, achter een kopie van oude arcadebogen uit het verleden van de Komische Oper. Daardoor is het hele speelvlak vrij, een podiumbrede trap laat toe verder contact te houden met het publiek. Het koor, waarvoor de twee eerste parterrerijen gereserveerd waren en waarmee de vierde wand nog verder moest worden doorbroken, moest in coronatijden (de première viel in januari 2021) verhuizen naar de coulissen. Jammergenoeg is het koor vandaag nog steeds onzichtbaar.
De ouverture gaat met de zaallichten aan. Een zigeurnerschnitzel met friet brengt Graaf Homonay in opperbeste stemming tijdens de polka. „En nu willen ze ook nog mijn zigeunerschnitsel afpakken“, moppert hij. Homonay wordt weggezet als reactionaire, wereldvreemde patriot, die elke voeling met de progressieve wereld heeft verloren. Zo echoot hij wat de langharige globetrotter en waaghals Sandor Barinkay later zal zeggen wanneer hij zijn landgoed voor het eerst betreedt : „In die Heimat und doch in der Fremde“, nadat hij heeft opgesomd welke ethnieën zijn wereldbeeld zijn komen verstoren.
Het schijven en het lezen heeft Kálmán Zsupán nooit geleerd. Toch presenteert hij apetrots zijn verwezenlijkingen als vleesfabrikant en worstendraaier op video. Maar waarom moest zijn stem ook uit de luidsprekers komen? Tegelijk wordt ook de Duitser gekarikaturiseerd in zijn fanatieke aanbidding van Koning Worst. Zijn gebrilde dochter Arsena, met de looks van een nerd, is niet echt een partij voor de niet al te snuggere Ottokar. Het koor zingt de aankomst van de zigeuners te mooi, te weinig expressief, terwijl enkele figuranten plaats nemen op het toneel. Zowel de finale van het eerste als het tweede bedrijf tonen waar het zwakke punt van deze voorstelling ligt : telkens wanneer het koor op volle kracht zingt en de zaal dreigt te vullen met operettegeluk, ontstaat frustratie wanneer de muziek terugvalt op het te schraal klinkende orkest.
Homonay’s patriottisme wordt verder gedeconstrueerd door het Werbelied door de grammofoon te laten klinken. De lichtzinnigheid waarmee mensen in de oorlog worden gestuurd en het euforische gevoel waarmee ze uit de oorlog terugkeren is eigen aan de Weense operette en behoeft geen moreel oordeel van de regisseur. Het is hetzelfde soort lichtzinnigheid waarmee Eurocraten vandaag het Nato/Rusland-conflict aanzwengelen met wapens en economische sancties. Niet toevallig worden de interventies in het parlementaire halfrond in Straatsburg met een operette vergeleken.
Dirigent Stefan Soltesz krijgt Werberwein aangeboden, het hele orkest trekt het huzarenuniform aan en verlaat het podium. Het orkest, gereduceerd tot een trio (piano, viool en trompet), zingen de achtergebleven vrouwen “Ein Mädchen hat es gar nicht gut”. En roken samen een sigaretje. Mooie scène. Het uit de oorlog terugkerende koor (“Hurrah, die Schlacht mitgemacht”) is een beetje rommelig, het orkest speelt aanvankelijk zelfs een beetje vals. Getraumatiseerde soldaten strompelen over het podium. Dat is jammer want het gaat hier wel degelijk om het muzikale hoogtepunt van het stuk. Beter gezegd : het hoogtepunt onder de hoogtepunten! Probeer deze oorwurm maar eens uit je hoofd te krijgen als hij eenmaal onder je schedeldak zit. Zsupán toont zijn schouderwonde. Hoe hij de dode soldaten beroofde komt minder aan bod. Het happy end krijgt nog een korte epiloog: gefrustreerd in het besef dat van zijn oude wereldorde blijkbaar niets terecht zal komen, gooit Graaf Homonay de oude plaat aan diggelen. Doek !
Dominik Köninger als Homonay is een geweldig acteur. Hij beschikt over een mooie bariton maar krijgt relatief weinig te zingen. Dat laatste geldt ook voor Philipp Meierhöfer als Kalman Zsupan. Thomas Blondelle is Sandor Barinkay. Zijn Duits is voortreffelijk. De razendsnelle tekst van zijn parade-aria “Als flotter Geist” gaat hem goed af alvorens in tempo di valse voluit te gaan met breed stromende wagneriaanse tenor in “Ja, das alles auf Ehr”. Het volledig terugnemen van de stem in het liefdesduet gaat hem minder goed af en het vibrato is soms wat te overdreven.
Alma Sadé als Arsena kon de coloraturen van Arsena goed aan. De alleraardigste Nadja Mchantaf als Saffi liet een donker getimbreerde sopraan horen, geschikt voor de archetypische zigeunerin. Jasmin Etezadzadeh zong een verrassend goede Czipra met gave frazering en verbluffende dramatische uitbarstingen. De kleinere rollen waren met Alexander Fedorov als Ottokar en Helene Schneidermann als Mirabella goed bezet.