Auteur : Jos Hermans
Le Grand Macabre is György Ligeti's belangrijkste werk uit het midden van de jaren 1970. Opera maakte in die dagen een nogal flauwe crisis door. Volgens Maurizio Kagel was het waanzin om na Wozzeck nog een opera te willen schrijven. In 1971 had Kagel nog voor sensatie gezorgd met zijn anti-opera "Staatstheater". Ligeti vond dat hiermee alles gezegd was over het uitkleden van datgene wat avantgardisten van die tijd als een te conventioneel genre zagen en hij besloot een anti-anti-opera te creëren. Anders uitgedrukt: door de experimentele compositietechnieken van de anti-opera aan te wenden zou hij nu een échte opera proberen te schrijven. Ligeti was tenslotte een gepassioneerd operaliefhebber. Wanneer hij "La Balade du Grand Macabre", een surrealistisch verslag van de apocalyps van onze landgenoot Michel de Ghelderode ontdekt, vindt hij wat hij zoekt: "Eindelijk had ik een stuk gevonden over het einde van de wereld, een bizar, demonisch, wreed en ook heel komisch stuk". De muziek die hij daarvoor ontwierp omschrijft hij zelf als een vorm van pop-art : met talloze referenties naar het verleden, verwijzend naar Monteverdi, Schumann, Liszt en Beethoven, plaatst hij zich uiteindelijk toch in de traditie van de operageschiedenis!
Er bestaan twee versies van "Le Grand Macabre". De oerversie hield première in Stockholm op 12 april 1978. Het is onder invloed van Peter Sellars dat Ligeti het werk zal reviseren in 1996. Was de oorspronkelijke versie in het Duits, de gereviseerde versie wordt gezongen in het Engels omdat Ligeti vond dat er in het Engels veel beschaafder werd gevloekt. Toen Sellars het gereviseerde werk dan in 1997 voor het eerst voor het voetlicht bracht in het Salzburg van Gerard Mortier, had hij het stuk gekoppeld aan de nucleaire ramp van Chernobyl. In Breughelland heerste een atoomdrama. Dat kostte hem bijna een proces vanwege de componist: “Mijn hele stuk is dubbelzinnig en hij (Peter Sellars) heeft van dit dubbelzinnige stuk een volledig ondubbelzinnig verhaal gemaakt, een propagandaverhaal met een duidelijke moraal.” In 2017, de laatste keer dat ik het werk half-scenisch opgevoerd zag in de Berlijnse Philharmonie, had Sellars ook nu weer niet kunnen weerstaan aan de drang om Ligeti's ondergangsparabel opnieuw te koppelen aan de doem van het nucleaire. Aan de Nekrotzars van vandaag, de charlatans van het klimaatdoemdenken (“Een grote hitte zal komen, als van duizend zonnen”) had hij wellicht geen moment gedacht.
Wie op zoek gaat naar oorwormen in Ligeti's partituur komt van een kale reis thuis maar de muziek is boeiend van de eerste autoclaxonfuga tot de finale passacaglia. Dat geldt eveneens voor de buitenissige vocale partijen. De stroom van de muziek wordt voortdurend onderbroken en veel klinkt spontaan, natuurlijk, als geïmproviseerd. Als ik een hoogtepunt zou moeten kiezen dan toch vooral het tussenspel halfweg het derde tafereel. In deze danse macabre horen we hoe Nekrotzar in het koninklijk paleis aankomt. Je zou het kunnen zien als de verklanking van Pieter Breughels "De triomf van de dood", een schilderij dat in deze Breughel-vriendelijke voorstelling tweemaal op het achterdoek te zien zal zijn. Het is een grandioze collage, deze ‘hommage aan Charles Ives’ : de isometrische baslijn verwijst naar de Eroica, een vreemd gestemde viool speelt een ragtime à la Scott Joplin, de fagot heft een Grieks-orthodoxe hymne aan, de clarinet mixt samba en flamenco, de piccolo probeert een Schotse doedelzak na te bootsen. Dit zijn de woorden van de componist zelf. Het is moeilijk om zijn referenties daarin te herkennen. Het klinkt ook een beetje jazzy (Ligeti was ook een jazzliefhebber).
Over deze Weense productie kan ik enkel in superlatieven spreken want alles grenst aan de perfectie : de vocale prestaties, het spel, de choreografieën, het orkest, zelfs de klank van deze live stream. Dit is ook het meest overtuigende dat ik ooit in een theater van Jan Lauwers heb gezien en het verrassende is ook dat hij Ligeti’s sprankelende, absurde humor serveert zonder politieke toespelingen of actualiseringen, al liggen die bijna voor de hand. De belangrijkste thema's zijn immers : valse profeten, een corrupte regering, een incompetente inlichtingendienst en een hedonistische eindmoraal. “Ik wil niemand mijn opvattingen opdringen”, zegt de doorgaans erg geëngageerde regisseur nederig in het programmaboek. Dat herkennen we dan weer als een typisch standpunt van de beeldende kunstenaar die zich af en toe ook met opera inlaat. Het is mogelijk dat het een deel van het succes van deze productie verklaart.
Wat Ligeti vooral leerde van de verschillende opvoeringen van het stuk in de jaren 70 was dat zijn compositie als drama goed bestand was tegen uiteenlopende regisseursinterpretaties, maar niet tegen middelmatige zang: als een partij niet goed gezongen werd, stortte voor hem ook het theatrale element in. Misschien ligt hier de sleutel voor het succes van deze productie. Behalve het verliefde koppel Amando/Amanda hebben alle solisten grote intervallen te zingen, vaak tot en met de kopstem. Ze doen het allemaal even goed. Zelden heb ik zo’n homogeen klinkend ensemble aan het werk gehoord dat met zoveel aandacht voor elke syllabe Ligeti’s aartsmoeilijke vocalises als vanzelfsprekend laat klinken. En die aandacht voor detail vinden we ook terug in de bijhorende acteursregie. Dat is het werk van Jan Lauwers en daarin is hij absoluut geslaagd.
Marina Prudenskaya heb ik nooit een straffer personage op het toneel weten zetten dan de onverzadigbare sex-feeks Mescalina. Haar Duits is quasi perfect. Gerhard Siegel (Piet van ‘t Vat) is een geweldig aaibare Sancho Panza in Tiroler outfit. Wolfgang Bankl (Astradamors) krijgt van kostuumontwerpster Lot Lemm een puntige astrologenhoed opgezet maar draagt geen vrouwenondergoed. Gelukkig heeft Lauwers er geen travestiet van gemaakt maar een dikhuidige dikkerd die Mescalina’s martelingen lijdzaam ondergaat. En natuurlijk is de “tsaar van de dood” (Nekrotzar) een kolfje naar de hand van Georg Nigl, gepokt en gemazeld in het repertoire van de 20e eeuw. Sarah Aristidou, de chef van de Gepopo, is haast geïmmobiliseerd door haar enorme hoepelrok. Veel meer dan kakelen en met haar rok spelen kan ze niet doen. En ze doet het met de vereiste virtuositeit. Daniel Jenz (Witte Minister) en Hans Peter Kammerer (Zwarte Minister) schitteren in het ruzieduet als commedia dell’arte figuren. Heel eenvoudig maar effectief is de scène waarbij ze Prins Go-Go op het hobbelpaard krijgen en Andrew Watts als Prins Go-Go, vervolgt zijn rol als de gedoodverfde countertenor voor het 20e eeuwse repertoire. Maria Nazarova en Isabel Signoret, innig verstrengeld als lesbisch koppel, verlenen glans aan de lyrische partijen van Amanda en Amando. Hun duet in het eerste bedrijf eindigt met een bijna-citaat uit de Vier letzte Lieder.
De lenige dansers van de Needcompany interageren met de solisten, heel subtiel, nooit opdringerig. Ze lijken redondant maar zijn het nooit. Ze dollen met Lauwers’ opblaasbare poppen, simuleren de spin die Astradamors de stuipen op het lijf moet jagen, ze creëren een heerlijke chaos die zeer goed bij de geest van het stuk aansluit om uiteindelijk een meerwaarde te worden. Tweemaal gaat het doek naar beneden voor een korte scène voor het doek. Dat lijkt ouderwets maar is nog steeds bijzonder effectief. Kijk hoe de geplaagde Astradamors (“Endlich einmal Herr im eigenen Haus!”) de pauze aankondigt !
Pablo Heras-Casado bewijst nog maar eens dat hij van alle markten thuis is. Het rustige zelfvertrouwen waarmee hij in de orkestbak plaatsneemt om dit veeleisende werk te leiden verraadt dat we van hem nog niet alles hebben gezien. De synchroniciteit tussen toneel en orkestbak verloopt perfect. "Elke fermata, elke pauze heeft een vooraf bepaalde lengte tot op de seconde en deze zijn op hun beurt weer afgestemd op de gebeurtenissen op het toneel", zegt hij in het programmaboek. De drie percussionisten hebben elk een 30-tal instrumenten te bedienen. Het klankbeeld wordt dan ook in hoge mate bepaald door het slagwerk, de lage kopers en de lage strijkers.
De vraag is nu of het stuk wint of verliest met een actualisering naar de apocalyptische wereld van vandaag. Een antwoord verwacht ik van Vasily Barkhatov. Volgende maand in Frankfurt.