Giacomo Puccini is 100 jaar geleden overleden, en dat mag herdacht worden. Dit seizoen Live in HD vanuit de New Yorkse Met sluit dan ook af met twee titels uit zijn oeuvre: de ijzersterke tragedie Madama Butterfly, en het veel minder opgevoerde La Rondine, uit 1917. Dat laatste werk is een hybride: een Weense bestelling voor een Italiaanse operette. Dat genre was in Italië een zeldzaamheid, en de vraag stellen aan Puccini was zoiets als aan een whiskydistilleerder vragen om likeurbonbons te maken. De whisky zal voortreffelijk zijn, maar zal niet echt passen in het precieuze snoepje.
Natuurlijk was Giacomo Puccini een volslagen vakman, en hij ging de uitdaging dus niet uit de weg. We weten uit de eerste scène van Turandot waar zijn ware roeping lag, en dat hij zich dus in een andere dan gewone plooi moest leggen. Helemaal geslaagd? Daar kan over gediscussieerd worden, maar wie de intensiteit van, zegge, een Tosca verwacht komt bedrogen uit. Om een lang verhaal kort te maken, La Rondine blijft als drama niet echt plakken. Alles heeft te maken met het nogal lauwe verhaal over een welgestelde courtisane in Parijs die er, ondanks een vurige jonge aanbidder, niet in slaagt haar gewone leventje achter zich te laten, en hem dus, met tranen in de ogen, wandelen stuurt aangezien hij haar helemaal voor zich wil.
Intussen is de muziek wel een ontdekking waard. Veel meer dan de aria “Chi il bel sogno di Doretta” uit het eerste bedrijf is niet doorgedrongen tot het collectieve geheugen, en dat is een beetje onterecht. Puccini heeft wel degelijk meer geprobeerd dan zijn whisky in een praline te krijgen. Hij heeft zich duidelijk verdiept in de geldende muziekdramaturgie van de operette, en die splitst hij in in zijn vertrouwde orkestpalet en in de vocale lijnen die hij aan de zangers toevertrouwt. Daar zitten al eens gesproken flarden tussen – aan echte dialogen waagt hij zich niet. Anderzijds vertoont het harmonisch coloriet handig verpakte moderniteiten: ze mogen het feestje niet verbrodden.
De vocale pathetiek die we van Puccini gewoon zijn blijft hierbij grotendeels achterwege. Eerder elegante, luchtig kabbelende lijnen; tot de ernst het overneemt in het derde bedrijf, maar dan is de setting gebeurd en kan het niet zomaar ineens een andere kant uit.
Hoe dan ook, de vocale schriftuur blijft een minimum aan eisen stellen. Daar zijn dus professionals voor nodig. In grote mate waren die ook in New York aan de slag. Voor de courtisane Magda werd Angel Blue ingeschakeld, en dat was een goede keuze. Ze geeft haar partij voldoende aplomb om in een ervaren vrouw van de wereld te laten geloven, en tegelijk houdt ze de visuele uitstraling sympathiek genoeg om de tragiek van haar finale beslissing boven het lichtzinnige te laten uitstijgen. Emily Pogorelc laat zich in de rol van de meid Lisette gaan als komisch talent; ze is hierin duidelijk in haar sas en het enigszins soubrette-achtige karakter van de rol zit haar als gegoten. Ik was aangenaam verrast door de Oezbeekse tenor Bekhzod Davronov als Prunier. De stem heeft duidelijk kwaliteiten qua kleur, hoogte en wendbaarheid. Ietwat meer energie ware welkom, en de laagte speelt hem een beetje parten. Maar de rol bevalt hem duidelijk wel, ook als speelervaring. Iets meer moeite heb ik met Jonathan Tetelman. Ik hoorde hem reeds in meer vertrouwd repertoire aan het werk, en daar viel mij al op dat hij wat schreeuwerig uit de hoek komt. We gaan daar niet té zwaar aan tillen, maar meer souplesse en naturel zouden voor een bevalliger Ruggero gezorgd hebben. Als acteur trekt hij zijn streng.
De productie van Nicolas Joel is geslaagd. Ze speelt op oogstrelende wijze met de interieurstijlen van het vroege interbellum, en meteen laat deze situering een frivolere speelstijl toe dan de oorspronkelijke, midden 19de eeuw.
Conclusie: Al bij al dus een best te genieten Rondine, mede door de stevige en toch dansante leiding van Speranza Scappucci.