We moeten eindelijk ophouden ons te verontschuldigen voor Die Meistersinger!
Een gesprek met Harry Kupfer
Interviewer : Manfred Haedler | Walter Rosier
Meneer Kupfer, u heeft Wagners werken van Der fliegende Hollander tot Parsifal opgevoerd. Waar past volgens u Die Meistersinger in Wagners oeuvre?
De grote politieke en filosofische dimensie, die de Ring opent, wordt in Tristan op een zeer individueel niveau uitgebeeld. De vernietiging van mensen door mensen zelf krijgt in Tristan gestalte door leugens, onwaarheden en sociale conventie. In het wonderbaarlijke werk van Die Meistersinger daarentegen worden deze problemen overwonnen. Dit is vooral het geval in de prachtige figuur van Hans Sachs die werkelijk een democratische persoonlijkheid is. Na een intense innerlijke strijd komt hij tot het inzicht dat voor een succesvol samenleven van mensen de rede en het daaraan verbonden vermogen tot verzaking een absolute noodzaak is. In die zin is Die Meistersinger het meest utopische en optimistische van Wagners werken, waarin, in tegenstelling tot het pessimistische einde van al zijn andere werken, de mogelijkheid wordt getoond hoe mensen daadwerkelijk democratisch met elkaar zouden kunnen samenleven als zij hun verantwoordelijkheid nemen door af te zien van het idee dat zelfverwerkelijking ten koste van alles moet worden bereikt.
Het is algemeen bekend dat Die Meistersinger in het verleden vaak en herhaaldelijk is gebruikt en misbruikt, niet alleen voor specifieke representatiedoeleinden, maar ook dat uitvoeringen vooral vóór 1945 een uitgesproken nationalistisch accent hadden. Hoe staat u tegenover het nationalistische element en Sachs' formulering van "Was deutsch und echt" in de slottoespraak?
De mogelijkheid van misbruik en vervalsing zit in het hele oeuvre van Wagner. De tegenstellingen van de negentiende eeuw, die Wagner allemaal synthetiseert en tot het uiterste doorvoert, maken zijn werk ook vatbaar voor misbruik. Het is bekend dat de slottoespraak, compleet met zijn nationale overaccentuering, in wezen de schuld is van Cosima. Oorspronkelijk wilde Wagner dat niet zo schrijven. Onmiddellijk na de nazitijd deden deze woorden ons de rillingen over de rug lopen. Maar vandaag de dag kunnen we ze ook anders opvatten. Wat er nu is geworden van "Duits en waar" en van de Duitse cultuur in het algemeen, in de schaduw van de veramerikanisering, maakt het werk op een geheel nieuwe manier explosief, zonder dat we het nationalistisch hoeven te lezen. In de huidige strijd voor een verenigd Europa wordt voortdurend benadrukt dat de eigenheid van elk volk niet verloren mag gaan. Telkens wanneer ik langs een McDonalds loop, wanneer ik 's avonds de tv aanzet en deze onmiddellijk uitschakel vanwege een programma dat een Amerikaans model volgt, telkens wanneer ik de veronachtzaming van de Duitse taal hoor (waarom zeggen we nooit meer "Kinderen", maar in plaats daarvan "kids"?), klinken de woorden van Hans Sachs mij als muziek in de oren. We moeten ze niet zien als nationalistisch, maar eerder als een wake-up call. Men kan dit ook uitleggen in termen van de periode waarin Die Meistersinger werd bedacht en geschreven: een oproep om de beste tradities die elk volk bezit te respecteren. In dit geval hoeft het woord "deutsch" (Duits) niet eens te worden benadrukt. Wagner gebruikt het woord nooit alleen, maar vult het altijd aan met de term "echt". Dit houdt iets positiefs in, wat de kern van Die Meistersinger raakt. Het gaat hier om het evenwicht tussen goede tradities en de ontwikkeling van nieuwe, terwijl tegelijkertijd slechte tradities worden afgewezen. Noch het anarchistisch-nieuwe, hoe geïnspireerd ook, noch de aloude maar steriele traditie hebben veel toekomst. Hans Sachs bemiddelt tussen beide, en de oplossing van het probleem ligt alleen in de dialectische spanning tussen beide. Deze manier van kijken sluit elke nationalistische of zelfs fascistische interpretatie uit. We moeten eindelijk ophouden ons te verontschuldigen voor Die Meistersinger. Ik zal elke barricade opgaan om dit werk te verdedigen tegen de non-cultuur (Unkultur) waarmee we vandaag de dag worden geconfronteerd.
Ziet u naast het verband met Tristan ook een verband tussen Die Meistersinger en Tannhäuser? Het werk werd door Wagner immers oorspronkelijk opgevat als een soort satire van de "Sangerkrieg auf dem Wartburg". Is er iets overgebleven van deze conceptie?
Wel, zeer zeker hebben beide werken iets met elkaar te maken. Beide zijn drama's over de kunstenaar. In Tannhäuser staat de kunstenaar centraal die verscheurd wordt tussen opportunisme en anarchisme. Die Meistersinger daarentegen biedt een rationele oplossing die in Tannhäuser niet te vinden is. Tannhäuser eindigt tragisch met de dood en heiligverklaring van de kunstenaar, die pas in de dood het voorwerp wordt van misbruik voor de bestaande verstarde maatschappij. In Die Meistersinger daarentegen voedt Hans Sachs een jong genie op die leert inzien dat er regels zijn in de kunst, regels die de kunstenaar moet leren beheersen en die hij alleen kan leren van de grote meesters uit het verleden, maar zonder vast te lopen in zijn manier van werken. Het is zeker de grote verdienste van Sachs dat hij erkent dat Stolzing de regels aan zijn laars lapt, maar begrijpt dat er ook alternatieve wegen mogelijk zijn. Bovendien maakt Sachs Stolzing duidelijk dat, wil hij slagen in het leven, hij zich ook in het alledaagse bestaan, in de liefde en in het huwelijk volgens rationele principes moet gedragen.
Hoe ziet Stolzing's toekomst er eigenlijk uit?
Stolzing heeft de beste leraar ter wereld, en ik hoop dat hij iets begrijpt van wat hij heeft geleerd. Waarschijnlijk zal hij nog steeds losbreken, maar tegelijkertijd de middenweg vinden die tot meesterschap leidt als hij nog steeds kunst wil maken.
Zal hij een belangrijkere meesterzanger worden dan Hans Sachs?
Ik zou zeggen dat hij Hans Sachs in veel opzichten al heeft overtroffen. Sachs' grote probleem bestaat niet alleen in het menselijk verzaken aan zijn liefde voor Evchen, maar hij beseft in de Fliedermonolog dat Stolzing boven hem uittorent: "Dem Vogel, der heut' sang, dem war der Schnabel hold gewachsen....". Es klang so alt, und war doch so neu, Wie Vogelgesang im sußen Mai!" Hier neemt Sachs afscheid van de wetenschap dat hij de grootste is. Hij komt tot het besef dat hij slechts een ambachtelijk dichter is, en erkent dat Stolzing een genie is. Het is een teken van zijn grootsheid dat hij zich niet als een dolle wolf laat verscheuren, maar de jongeman helpt.
Hoe oud is Sachs?
Maximaal midden veertig. Hij moet oud genoeg zijn om Eva zijn dochter te laten zijn, maar jong genoeg om een geschikte partner voor haar te zijn; hij is nog volop in de bloei van zijn leven en seksueel potent, en er is een sterke wederzijdse aantrekkingskracht tussen hen. Maar hij ziet de spontane band tussen Eva en Stolzing. Hij zou die kunnen vernietigen, maar door enorme zelfbeheersing helpt hij het jonge paar. Men moet maar denken aan het einde van de scène in het huis van de schoenmaker (akte III, scène 4), wanneer Sachs op de rand van een zenuwinzinking ontploft. Voor mij is Sachs een personage dat onverzettelijk vecht. Men hoeft maar het verloop in de eerste akte te volgen, vanaf de manier waarop hij Stolzing ontmoet, hoe hij zich aan Stolzing in de zangschool (Singschule) verklaart, hoe ook hij aanvankelijk ontzet en verbaasd is, maar zich toch inspant om de nieuwigheid waarmee hij wordt geconfronteerd te vatten. Voor mij is Sachs een sterke man die in conflict is met zichzelf, maar die de weg naar menselijkheid vindt.
Een van de vele clichés bij de interpretatie van de "Meistersinger" is het idee dat Beckmesser een belachelijk personage is, of zelfs dat hij een karikatuur is van een jood, een "Jood in de braamstruiken" ("Jude im Dorn"), vrijelijk ontleend aan het sprookje van Grimm.
Men moet Beckmesser niet isoleren van de rest van de samenleving. Hij is de gemeentesecretaris en, zoals Wolfgang Wagner mij uitlegde, dus ook de hoogste politieautoriteit. De hele clou van het verhaal is dat uitgerekend hij het nachtelijke schandaal op straat veroorzaakt in de tweede akte. Het is ook belangrijk te begrijpen dat hij een serieuze kandidaat is om Pogners schoonzoon te worden, en dat Pogner hem inderdaad bevoordeelt. Beckmesser is weliswaar niet rijk, maar geniet aanzien in de stad. Hij is een intellectueel, en is zeker een echte autoriteit als het gaat om de regels van de Meesterzanger-Tabulatur. Maar hij is niet creatief en heeft geen fantasie. Deze persoon, die geen talent heeft maar zichzelf het hele regelgebeuren heeft aangeleerd, komt in een situatie terecht die hem gek maakt. Wat er gebeurt met het verkeringslied op de feestweide is beangstigend en grenst aan waanzin. Het zijn immers beelden van de dood die hij bedenkt - het is niet alleen absurd, het is schokkend. Hij is een kleinburgerlijke intellectueel, pedant, bekrompen, precies, maar niet dom. Hij is met alle middelen in staat Sachs los te weken in de Liedschool. Toch mag men niet voorbijgaan aan het feit dat Wagner deze figuur gebruikte om wraak te nemen op de Weense criticus Eduard Hanslick. Op veel plaatsen kan men er bijna niet omheen Beckmesser te kleineren. Ook in de compositie goot meester Wagner al zijn gif over hem uit.
In de eerste akte geeft Pogner duidelijk de voorkeur aan Beckmesser als Evchen's vrijer. In de tweede akte zoekt hij een gesprek met Hans Sachs. Hoopt hij misschien dat Sachs zijn schoonzoon wordt?
Nee, de reden ligt veel dieper. Pogner is intellectueel wat beperkt, maar is rijk en houdt van kunst. Hij is nu op het meest immorele idee ter wereld gekomen door zijn dochter Eva aan te bieden als prijs in een zangwedstrijd, tot meerdere eer en glorie van zichzelf, Nürnberg en de kunst. Maar hij heeft toch zijn twijfels: hij zegt: "War's nicht vielleicht nur Eitelkeit?" (Was het misschien niet gewoon ijdelheid?). Stap voor stap valt Pogner uit elkaar en ontaardt in totale verwarring. Sachs heeft een bijzondere rol in dit proces. Toch is Pogner het er tenminste mee eens dat Eva's stem de doorslag moet geven. Maar ze mag niemand anders tot haar man nemen; het moet een meesterzanger zijn. Pogner ontdekt nu dat hij een bom heeft geplaatst die in zijn handen ontploft. Daarom wil hij met Sachs praten, maar hij deinst ervoor terug omdat ze in akte I ruzie hadden gehad over de hele zaak, en Sachs had geprobeerd hem de immoraliteit van zijn bedoelingen duidelijk te maken.
Hoe gedraagt Evchen zich in het licht van haar opgelegde ondergeschiktheid binnen het patriarchaat? Wat te denken van een zin als: "Ein artig Kind gefragt nur spricht!"
Dit is pure hypocrisie. Ze is een ongegeneerd ondeugend meisje. Ze is een door en door gezonde vrouw, vol vitaliteit. De manier waarop ze zich gedraagt tegenover Stolzing in de kerk "Euch oder keinen!" (Jij of niemand!) - ze stort zich letterlijk op hem en is bereid met elke conventie te breken. Ze begrijpt ook niet echt wat het hele gedoe is met de meesterzangers. Als een man er goed uitziet en haar seksueel aantrekt, en als ze van hem houdt, dan moet hij wel een meesterzanger zijn. En dan is er nog haar relatie met Sachs! Die slang van een vrouw! De manier waarop ze hem uit zijn aarzeling lokt, tot ze te weten komt wat ze wil weten: hoe haar ridder het er op het zangproces vanaf heeft gebracht - dit draagt alle kenmerken van oneindige brutaliteit.
Het historische Nürnberg en Wagners vertolking ervan zijn niet identiek. Wat is het Nürnberg dat men ziet in Wagners Die Meistersinger?
Het is iets wat we overal ter wereld aantreffen. Dit conflict is immers niet alleen een conflict over kunst, maar ook een sociaal conflict, een conflict tussen jong en oud, tussen de generaties, tussen inspiratie en traditie. Nürnberg is de plaats waar dit conflict zich afspeelt. Een dergelijk conflict zou zich net zo goed kunnen afspelen in het kleine stad in Amerika van vandaag als in München of Berlijn. Eigenlijk is dit conflict altijd en overal latent aanwezig.
Kan de confrontatie tussen Stolzing en het meestersgilde worden teruggebracht tot het antagonisme tussen avant-garde en conventie? De regels van het gilde worden door Wagner duidelijk bespot. Komt Stolzing er eigenlijk ongeschonden vanaf? Anders geformuleerd: waarom bezingt Sachs, die toch een uiterst kritische houding aanneemt tegenover het formalisme van de Tabulatur, tot slot de Duitse kunst en daarmee duidelijk ook de kunst van zijn medegildeleden?
Stolzing's creaties, vooral in de eerste akte, zijn door en door amateuristisch. Hij is getalenteerd, maar als men de rijmen in zijn proeflied "Fanget an!" onderzoekt, stelt men vast dat het weliswaar geïnspireerd is, maar ook puberaal. Sachs steekt de draak met hem als hij thuis tegen Stolzing zegt: "Eu'r Lied, das hat ihnen (nämlich den Meistern) bang gemacht; und das mit Recht", omdat het lied van voor naar achter werkelijk nergens op slaat. Stolzing is de typische Sturm und Drang waaghals, maar vooralsnog is hij niet in staat iets te bereiken. Hij moet leren zichzelf te beheersen, zijn gedachten te ordenen en in de juiste vorm te brengen zodat ze effectief zijn. Sachs wijst Stolzing er voortdurend op dat vorm en inhoud synchroon moeten zijn. Stolzing moet dit alles nog begrijpen. Wanneer mensen worden toegelaten tot een kunstacademie worden ze, hoewel ze talent moeten hebben, niet meteen tot genie verklaard, maar moeten ze iets leren in de handen van een meester. Het gevaar in Act I is om de meesters belachelijk te maken en hen te degraderen, waardoor Stolzing vanaf het begin juist lijkt. Integendeel, men moet laten zien dat zijn artistieke claims wellicht gegrond zijn, maar dat het evenzeer gerechtvaardigd is dat de meesters hem betwisten.
Zijn er in de zaak van Beckmesser niet ook heel persoonlijke belangen mee gemoeid?
Natuurlijk, hij wil zijn rivaal uitschakelen. Maar hij is geen vervalser, eerder is alles wat hij als fout bestempelt een fout die Stolzing overduidelijk maakt. Alleen Sachs denkt verder door te beseffen dat het lied weliswaar niet volgens de regels is bedacht, maar dat het misschien nodig is de regels te heroverwegen. Beckmesser is simpelweg niet in staat om deze stap te begrijpen. Ook als er geen persoonlijke belangen in het spel waren, zou hij dat niet kunnen.