Verwundet hat mich, der mich erweckt!
Andreas Homoki met Götterdämmerung in Zürich (****½) [live]
Auteur : Jos Hermans
Ook deze slotdag van Wagners tetralogie is weer redelijk conventioneel geworden. Regisseur Andreas Homoki doet wat hij heeft beloofd : het stuk vertellen zoals Wagner het ooit heeft bedoeld. En zelf projecteert hij er een subtiele vorm van humor op. Christian Schmidt’s eenheidsdecor, een draaiende villa met vier kamers met metershoge houten lambrizeringen, meubeltjes in empirestijl en chesterfield zeteltjes, is opnieuw van de partij. Maar uiteindelijk zal het draaitoneel, één van de grote ideeën van bij de aanvang, nog nauwelijks worden benut. Scènewisselingen zullen meestal bij gesloten doek plaatsvinden. Ook de grote orkestrale tussenspelen zoals Siegfrieds Rheinfahrt en de treurmuziek. Het is alsof Homoki ons wil doen luisteren naar Wagners muziek.
Vanaf de eerste prelude is merkbaar wat in muzikaal opzicht de sterkte en de zwakte van de voorstelling zal uitmaken. De mystieke nevel die uit de orkestbak opstijgt resoneert perfect in de warme akoestiek van het Zürichse operahuis maar het orkest is opnieuw te luid. De eerder matig projecterende stemmen van de Nornen (Freya Apffelstaedt, Lena Sutor-Wernich, Giselle Allen) krijgen te kampen met het orkest. Ook de Homoki-humor is terug : het crescendo van het dageraadstussenspel culmineert in de stralende glimlach van Brünnhilde op de rand van het bed met Siegfried. De “Heil! , Heil!” extase waarmee ze het duet besluiten, zingen ze met de handen in de lucht wuivend naar de zaal.
De Gibichungen dragen zwarte boots, Gunther en Gutrune een vuurrode blaser, Hagen een lange zwarte mantel. Hun paleis verschilt nauwelijks van de ruimten die we vroeger te zien kregen. Klaus Florian Vogt zet het drinken van de vergeetdrank - een cruciale passage- zeer goed in de verf. Ook de symmetrische passage, kort voor zijn dood, zal hij met verve beheersen. Heerlijk obsceen klinkt de tuba bij “Hier sitz ich zur wacht”. Het is in de sfeerscheppende passages als de overgangsmuziek naar Brünnhilde’s rots dat de geweldige Philharmonia Zürich allerhande kostelijke details laat horen zoals gedempte trompetten en het is jammer dat het orkest de intensiteit van haar spel reduceert door op andere momenten te luid te spelen. Voor de luisteraar in de zaal is dat op een nutteloze manier vermoeiend.
Camilla Nylund is geen hoogdramatische sopraan en in Walküre en Siegfried kon ze mij niet volledig overtuigen. Maar dan gebeurt het mirakel en het lijkt wel alsof ze eerst met Siegfried moest getrouwd zijn om het ware potentieel van haar vocale mogelijkheden te ontdekken. De eerste zin van de derde scène op de rots zingt ze haast onhoorbaar maar de dramatische delen van haar duet met Waltraute en Siegfried verbluffen, niet zozeer door sopranenpower als wel door stemschoonheid. Het vibrato is tot in de perfectie beheerst, problematische registerovergangen zijn er niet, de vele lang aangehouden noten zijn als parels van welsprekendheid. Zo’n gave Brünnhilde heb ik nooit gehoord. Het is een debuut als een gepolijste edelsteen. Terwijl krakende zangmachines het tegenwoordig tot in Bayreuth schoppen. Nylund wordt één van de belangrijkste Brünnhildes van onze tijd, zo had Noseda voorspeld. Dat zullen we dan aan het eind van Götterdämmerung pas kunnen beoordelen, schreef ik vorig jaar na Die Walküre. Het antwoord heeft u gelezen. Ongetwijfeld zal mevrouw Nylund de productiehuizen en dirigenten zorgvuldig uitkiezen om haar dialoog met Brünnhilde verder te zetten. Ondertussen twijfel ik er niet meer aan dat ze dat ook zal doen.
Tijdens de angstige verwachting bij de aankomst van de Tarnhelm-Siegfried is ze grandioos, opgesloten tussen de muren van het huis en congeniaal ondersteund door het orkest. Franck Evin zet het huis in een wazig blauw sfeerlicht en Siegfrieds stem is electronisch vervormd. Homoki laat zowel Gunther als Siegfried op haar los. Wanneer zij de Tarnhelm afrukt ziet ze Siegfried : een verwijzing naar Siegfrieds latere bekentenis aan Gunther dat de Tarnhelm zijn gezicht misschien niet goed bedekte. Homoki laat haar met groot effect minutenlang ongelovig naar hem staren.
Ook het mannenkoor zingt erg luid. In het tweede bedrijf gaat het zowaar in competitie met het orkest waardoor een te luide wall of sound ontstaat. Brünnhilde’s confrontatie met Siegfried, langdradig in menige productie, is hier spannend, helder gepresenteerd en opnieuw beheerst Camilla Nylund het toneel, adembenemend zelfverzekerd en steeds zeer vrouwelijk in haar furieuze transformatie van gekrenkte trots naar wraakzucht. Ondertussen is duidelijk dat zij de sensatie is geworden van deze Götterdämmerung.
Homoki’s beste idee in deze Ring waren de praatzieke, giechelende Rijndochters in de satijnen pyjama’s met Marylin Monroe-kapsels. Hier zijn ze terug in confrontatie met Siegfried en ook deze scène werkt weer zeer goed. De treurmuziek is de luidste passage in het stuk maar het orkest barst niet uit zijn voegen.
In de finale verdringt het volk zich rond de boomstam die ooit in Hundings hut stond, in het schijnsel van de wereldbrand. Een stuntman loopt brandend door het beeld. Wotan zit versuft in een zetel de ondergang van zijn Walhalla te bekijken op een videoscherm. De slotmaten zijn gereserveerd voor het lege draaitoneel dat zijn laatste rondje draait en zich spiegelt aan de openingsscène van Das Rheingold. Een nieuwe cyclus van roof, verraad en hebzucht naar macht kan beginnen.
Ook voor Klaus Florian Vogt was dit een debuut. Momenteel is hij niet meer weg te branden van de Wagnerscène. Hij toont zich een receptor van Homoki’s subtiele humor en zijn goed projecterende stem baant zich probleemloos een weg door het auditorium. Daniel Schmutzhard overtuigde als de ruggegraatloze psychoot Gunther. Sarah Ferede had voldoende mezzo power in huis voor Wotans kolerieke bode Waltraute. Lauren Fagan zong een uitbundige Gutrune. Christopher Purves bevestigde de geweldige indruk die hij had nagelaten als de Rheingold-Alberich. Ook hier articuleert hij de korte partij voorbeeldig, met meer bite dan dat hij dat onlangs deed in Londen. David Leigh presteerde al ondermaats als Fafner. Als Hagen is hij een miscast, als personage een Mefisto met een sardonische lach. Het timbre is onaantrekkelijk en hij legt weinig persoonlijkheid in zijn voordracht. Uliana Alexyuk, Niamh O’Sullivan, Siena Licht Miller waren weer verrukkelijk als de Rijndochters.
Natuurlijk is Gianandrea Noseda andermaal de andere ster van deze avond niettegenstaande het te gespierde musiceren. De temporelaties zijn spannend, de solistische momenten groots, de orkestklank blijft transparant tot in de orkestrale tutti. Mijn vroegere bewering dat er 140 man in de orkestbak zou zitten, moet ik terugnemen. De bezetting die het programmaboekje vermeldt is misleidend. Zürich, een theater van de omvang van De Munt, speelt De Ring in gereduceerde versie zoals in Brussel, met 2 harpen, 4 contrabassen, een tiental hoorns en één tuba. Maar wat voor een tuba! Florian Hatzelmann is een orkest op zichzelf. Meer nog dan Siegfried is Götterdämmerung een feestje voor de tubaïst!