Auteur : Jos Hermans
Het is een regelrechte schande hoe het met Max Lorenz gesteld is op de huidige platenmarkt. Wie wil weten hoe Lorenz klonk, is aangewezen op bijvoorbeeld de Scala Ring van Furtwängler, waar men hem niet in topvorm kan meemaken maar wel anno 1950, nog altijd torenhoog verheven boven alle Siegfrieden van nu. Bijna alle CD's met aria's en scènes lijken te zijn geschrapt. Het enige lichtpuntje is een complete Tristan uit 1943, verkrijgbaar bij Preiser. De Tannhäuserscènes uit 1942 en het derde bedrijf van de Götterdämmerung uit 1944 zijn niet beschikbaar. Men mag aannemen dat hier een syndicaat van hedendaagse Wagner-tenoren achter zit, want geen van hen zou de vergelijking kunnen doorstaan. In de rij van de grootste Wagner-tenoren aller tijden, die op één hand te tellen zijn - Lauritz Melchior, Ludwig Suthaus, Ramon Vinay (met beperkingen) en Jon Vickers - neemt Max Lorenz (onder hen de enige echte tenor zonder baritonale basiskleur) zijn rechtmatige plaats in.”
(Jens Malte Fischer, Wagnerspectrum, Nummer 2, 2009)
Toen ik onlangs schreef dat er geen biografie van Max Lorenz beschikbaar is, had ik deze monografie van Einhard Luther over het hoofd gezien. Luther was bevriend met Max Lorenz van 1950 tot aan zijn dood op 11 januari 1975. De getuigenissen die de ruggegraat vormen van deze biografische schets heeft hij uit de eerste hand. Grappig detail : hij schat zijn leeftijd 5 jaar ouder in dan wat op Lorenz’ grafsteen staat in Wenen (1901).
Max Lorenz kwam niet uit een kunstzinnige familie. Vader Sülzenfuss was meesterslager in Düsseldorf. Het was zijn moeder die hem stimuleerde in de richting van de kunsten. Zijn eerste theaterbezoeken heeft hij aan haar te danken: "Ik zou er waarschijnlijk nooit aan gedacht hebben zanger te worden als mijn moeder me niet een keer had meegenomen naar Lohengrin, met de geweldige Jacques Sorreze in de titelrol. Ik was net over de stemverandering heen en nu wilde ik een heldentenor worden". Op dat moment is Lorenz 16 jaar oud en hij kwelt zijn moeder zo lang tot ze voor hem een piano koopt en hem op zangles stuurt.
Vanaf 1922 neemt Lorenz les bij de vermaarde leraar Ernst Grenzebach in Berlijn, bij wie ook Lauritz Melchior juist aan zijn studies is begonnen. In 1925 wordt de begaafde student opgemerkt door Siegfried Wagner die bij Grenzebach de vorderingen komt bekijken van zijn twee helden Melchior en Clewing. Met Karl Kittel mag hij in Bayreuth Froh en Kurt Vogelgesang instuderen. Na twee weken is hij zo overwerkt dat hij voor de eerste rol ontslagen wordt.
Eén gebeurtenis uit die tijd zal Lorenz nooit vergeten. Bij zijn vertrek uit Bayreuth in 1925 smeekt een raadselachtige gast in huize Wahnfried hem om niet op te geven: hij zou het zeker halen! Na zijn Bayreuth-debuut in 1933 krijgt hij in de kleedkamer een verrassingsbezoek: het is de Führer die zich ontpopt als de "morele steun" van weleer. Ondanks alle moeilijkheden die Lorenz later met het regime zal ondervinden - hij is homoseksueel en zijn vrouw is joodse - al die jaren later zal hij nog steeds met bewondering aan deze Hitler terugdenken.
Terugkijkend was hij van mening dat twee dingen zijn carrière in het begin in de weg hadden gestaan: zijn naam - en zijn opvallende neus. Tegelijk met een neuscorrectie neemt hij afscheid van zijn vaders naam, neemt genoegen met zijn beide voornamen en noemt zich voortaan Max Lorenz. Deze metamorfose markeert zijn debuut aan de opera van Dresden op 5 september 1925 op uitnodiging van Fritz Busch.
Vader Sülzenfuss is zo trots dat hij in zijn slagerskrant aankondigt dat zijn zoon is aangenomen als heldentenor bij de Staatsopera van Dresden. Prompt ontbiedt Fritz Busch de jonge zanger en poeiert hem in dat het hem niet interesseert wat de heer Sülzenfuss in zijn worstenkrant publiceert; de heer Lorenz is immers nog steeds een klein worstje! Maar aan het eind van zijn eerste seizoen gelukt het hem toch al van door te breken: "Menelas (Die Ägyptische Helena) was een soort springplank voor me, maar ik vond het erg moeilijk. Eigenlijk heb ik de rol nooit echt leuk gevonden - Strauss vergeeft het me misschien. Trouwens, ik ken geen tenor die Menelas graag heeft willen zingen." Strauss zelf is zo overtuigd van Lorenz dat hij hem naar Berlijn uitnodigt voor een hele reeks voorstellingen.
Zijn verrassend spectaculaire gastoptredens maken Lorenz ook steeds interessanter voor Dresden. Op 23 februari 1929 kan hij, als Hermann in Pique Dame, voor het eerst zijn spelintensiteit tonen in een karakterrol . Met zijn onmiddellijke podiumprésence verbaast hij niet alleen zijn ontdekker en mentor Fritz Busch maar verrast hij ook zijn collega's.
Wanneer Lorenz op Witte Donderdag de traditionele reeks Paasvoorstellingen van Parsifal opent, neemt ook Max Hirzel, de publiekslieveling van Dresden in de jeugdige Wagner-rollen, hiervan kennis. Het betekent het begin van Lorenz' eigenlijke carrière als één van de eerste heldentenoren van de 20e eeuw. "In 1929 was ik inderdaad de onwetende, reine dwaas. Ik zou verloren zijn geweest als mijn vaderlijke vriend en groot rolmodel Kurt Taucher niet voor me had gezorgd. Hij repeteerde de partij voor me, gaf me praktische adviezen, die waardevoller waren dan alle zangadviezen van mijn leraar, en was de hele voorstelling aanwezig om me aan te moedigen. Tegelijkertijd stond ik op het punt om zijn concurrent te worden.”
Busch wist nog steeds niet waar de ontwikkeling van de beginneling, die twee jaar eerder nog zo hulpeloos was geweest, naartoe zou gaan: of hij zich zou ontwikkelen tot een eigenlijk zeer begeerde Wagner-tenor, of dat zijn talent meer in het Italiaanse vak lag. Richard in Ballo in Maschera, die onder de titel "Graf von Warwich" in Dresden werd opgevoerd, bleef één van zijn lievelingsrollen tot lang na zijn Tristan-carrière.
In januari 1930 zingt hij voor het eerst Manrico en op 9 maart is hij de titelfiguur in de nieuwe productie van Lohengrin. Hij wordt zo bekend als Wagner-zanger dat zijn portret als de Zwaanridder door een sigarettenfabrikant wordt gepubliceerd in een "Album van de sterren van het theater".
"Toen ik op het toneel stond, hoorde ik opeens de stem van mijn moeder: 'Kom naar huis, ik ga dood', zei ze. Ik werd een beetje nerveus, maar dacht dat het gewoon mijn verbeelding was, en toen hoorde ik de stem voor de tweede keer met dezelfde woorden. Nu kon ik niet meer zingen en de artistiek directeur raadde me aan onmiddellijk naar mijn moeder te gaan. Ik wist wel dat ze ziek was, maar ik dacht niet dat het erg was, maar ik ben onmiddellijk naar Düsseldorf gereden, en daar ontving mijn moeder mij, stralend van vreugde. De zusters verborgen voor mij hoe slecht ze was en dat ze alleen haar bed had verlaten vanwege mij. Ik bleef drie dagen en moest toen terug naar Dresden. Toen we al een eindje met de auto onderweg waren, vroeg ik de chauffeur om terug te keren. De moeder kwam me op de trap tegen en zei: 'Ik wist dat je terug zou komen'. Ik nam voor de tweede keer afscheid en we reden door de nacht. Terwijl ik mijn flat binnenkwam, ging de telefoon. Mijn zus vertelde me dat mijn moeder net gestorven was".
Sinds de Lohengrin in Dresden wordt Lorenz beschouwd als de aankomende Wagnertenor. Na zijn eerste Siegmund op 4 mei 1930 geeft Busch hem de opdracht de jonge Siegfried in te studeren. Dat Lorenz de partij vervolgens niet in Dresden maar in New York voor het eerst zal zingen, is de maestro minder dierbaar. De snelle ontwikkeling van zijn nieuwe heldentenor komt ook voor hem als een soort verrassing.
Op 16 juni 1930 beleeft Lorenz een bijzonder hoogtepunt in zijn carrière: op de Berlijnse Kunstwochen zing hij de tenorpartij in de Negende Symfonie - zijn eerste ontmoeting met Wilhelm Furtwängler, die één van zijn belangrijkste leermeesters en mecenassen zal worden. Bij zijn leraar had hij het jaar voordien Lotte Appel leren kennen die ondertussen zijn privé-agente was geworden. Lotte werkt koortsachtig aan zijn vooruitgang. Ze vertrouwt vooral op zijn talent als Wagnertenor en heeft zich Bayreuth als logisch einddoel gesteld.
De Zopotter Waldoper lijkt daarvoor een geschikte opstap. Voor het Max-debuut van haar Max op 23 oktober 1929 nodigt zij Waldoper-directeur Hermann Merz uit naar Dresden. Omdat zijn gewenste Max, Gotthelf Pistor, op 27 juli 1930 Siegmund in Bayreuth moet zingen, gaat de voor dezelfde dag geplande openingspremière van de Waldoper met Der Freischütz naar Lorenz. Voor het eerst wisselt Lorenz af met één van de grote heroïsche tenoren van die tijd. Dit brengt hem onder de aandacht van een dirigent die niet noodzakelijk beroemd is, maar wel bijzonder belangrijk: Arthur Bodanzky, sinds 1915 muzikaal directeur van het Duitse repertoire en zanger-scout van de New Yorkse Metropolitan Opera, is een jaarlijkse gast op het Wagnerfestival in Zoppot. Hij waardeert de Waldoper-directeur om zijn intuïtieve gevoel voor nieuwe stemmen. Na het openingsconcert op 25 juli 1930, waarin Lorenz de bruidskamerscène (Lohengrin) en de Schmiedelieder (Siegfried) zingt, woont Bodanzky de première van Der Freischütz bij, die wegens regen moet worden afgelast. Bodanzky is geïnteresseerd genoeg om tot s’anderendaags te blijven en de finale mee te maken met de verrassend krachtig uitpakkende Max. Voor Max Lorenz betekent het de eerste stap in zijn wereldcarrière.
Lotte neemt Bodanzky mee naar het premièrefeest van Der Freischütz en nodigt hem uit naar Dresden voor de nieuwe productie van Die Meistersinger. Bodanzky is zo onder de indruk van Lorenz' debuut als Stolzing dat hij hem in dienst neemt bij de Met en hem vraagt de volgende zomer in zijn zomerresidentie in het Zwarte Woud te komen studeren. Intussen wordt Lorenz ook via de radio ontdekt.
Voor Lotte is het contract met de Met dé grote kans. Hij daarentegen vindt zijn benoeming in het vermaarde operahuis nog te voorbarig. Stolzing zal zijn debuut worden op 12 november 1931, na twee dagen gevolgd door Siegmund en Babinsky. In twee maanden zingt hij 14 voorstellingen, waaronder de jonge Siegfried voor de eerste keer op 15 januari 1932. Op 24 januari 1932 sluit hij zijn eerste Met-seizoen af met een concert waarin hij de bruidskamerscène uit Lohengrin zingt en een duet uit Lehar's ‘Der Graf von Luxemburg’ samen met Maria Jeritza.
Als 'Fräulein Appel' had Lotte hem stiekem vergezeld over de oceaan. Als mijnheer en mevrouw Lorenz keren zij terug naar Dresden: zij waren op 26 januari 1932 in New York getrouwd. Zo sceptisch als Lorenz was over zijn gastoptreden in de VS : nu was hij ook beroemd in Europa! Tietjen nodigt hem uit in Berlijn voor de nieuwe productie van Ariadne auf Naxos, en München engageert hem als Siegmund en Stolzing voor het Operafestival van 1932.
Julius Pölzer wordt zijn grote voorbeeld: "Als zanger-acteur was Pölzer superieur aan iedereen. Zijn tenor, onbeperkt in alle richtingen, is onvergetelijk voor mij. Zijn zang was expressief en ontroerend, zijn dictie voorbeeldig. Hij was een ongelooflijk dynamische Loge, een duistere tragische Siegmund, als Tristan van een adembenemende overtuigingskracht, als Siegfried de incarnatie van de onverschrokken held. Overweldigend waren de vertelling en de dood van Siegfried. Hoe hij tijdens de hele finale van de Götterdämmerung roerloos kon blijven zitten in een voor een zanger ronduit avontuurlijke houding is mij tot op de dag van vandaag een raadsel."
Bayreuth verkeert na de dood van Siegfried Wagner nog in een "interregnum" en publiceert geen bezettingen. Als de aangewezen nieuwe festivaldirecteur haast Heinz Tietjen zich echter om de in zijn ogen meest begaafde heldentenor van de jonge generatie binnen te halen voordat er andere definitieve contracten worden getekend. Hij en zijn collega uit Dresden, Reucker, hebben afgesproken geen zangers bij elkaar weg te halen. Dit geldt echter niet voor Bayreuth. Nog in 1932 kondigt de pers Lorenz aan als de toekomstige Siegfried, Parsifal en Stolzing van het Wagnerfestival.
De Bayreuth-loze zomer van 1932 is voor Lorenz dan ook allesbehalve een vakantietijd. Tijdens zijn optredens als Siegmund en Stolzing op het Festival van München werkt hij met Knote en Burgstaller aan zijn zangstijl. Daarna studeert hij de beide Siegfrieden in Bayreuth bij Tietjen, de beslissende mentor van zijn carrière, aan wie hij "gewoon alles" te danken heeft en door wie hij een charismatische toneelpersoonlijkheid wordt. Omgekeerd is hij voor Tietjen de sympathieke, ideale zanger-vertolker, die hem blindelings vertrouwt en onvoorwaardelijk zijn suggesties en adviezen opvolgt. Dat zelfs zijn meest vooraanstaande collega's hem erkennen als de onbetwiste nummer één van het heldengilde, is aan Tietjen te danken.
Tietjen neemt hem onmiddellijk in dienst bij de Berlijnse Staatsopera: met de nieuwe productie van Rienzi wordt Lorenz de toekomstige heldentenor van het huis. Tietjen vindt ook de tijd om beide Siegfrieden met hem in te studeren met het oog op Bayreuth. Lorenz was eerder slechts te zien geweest in Siegfried en nooit eerder in Götterdämmerung. De nieuwe baas van Bayreuth en Berlijn heeft er op het hoogste niveau voor gepleit dat Dresden het zonder Lorenz moet doen in de nieuwe Ring die voor het voorjaar is gepland en Met-directeur Gatti-Casazza geeft hem een jaar verlof nadat hem een vervanger is beloofd.
In de zomer van 1933 zegt Toscanini af in Bayreuth. In zijn plaats dirigeert Karl Elmendorff op 21 juli de opening van de Festspiele met Die Meistersinger, waarin Lorenz zijn festivaldebuut maakt. Helemaal uitgerust zal Lorenz op 26 en 28 juli zijn eerste Siegfried voor zijn rekening nemen in de eerste nieuwe Ring-productie in Bayreuth sinds 1896. Met het Tietjen tijdperk begint Lorenz' grote carrière in 1933. Na Die Meistersinger op 21 juli, Siegfried op 26 juli, Götterdämmerung op 28 juli en Parsifal op 31 juli, zal hij een kwart eeuw lang als de leidende heldentenor van zijn tijd gelden. Kent u een zanger die vandaag vier verschillende, zware Wagnerrollen zou kunnen zingen in anderhalve week?
Götterdämmerung - “In Leid zu dem Wipfel” - Robert Heger (Berlijn,1944)
Bron : Einhard Luther, “Keiner wie er”, Pro Business, 2009