Auteur: Jos Hermans
Het is moeilijk om de productie van Le Grand Macabre in Frankfurt niet te vergelijken met de productie van Jan Lauwers in Wenen, die in dezelfde periode première hield en die zich op volstrekt andere esthetische principes baseerde. György Ligeti beweerde dat hij de voorkeur gaf aan de Engelse versie, die onstond tijdens de herwerking voor Salzburg (1996) omdat hij vond dat er in het Engels beschaafder werd gevloekt. Dat kan hij toch niet ernstig gemeend hebben! Mij beviel de Duitse versie die in Wenen te horen was veel beter. Ik vind De Engelse versie zakelijker en minder grappig.
“Niets is absurder dan de realiteit”, zegt regisseur Vasily Barkhatov in het programmaboek. Wie de laatste drie jaar goed heeft opgelet kan zich daar iets bij voorstellen. “Opgepast voor ideologieën”, zegt dramaturg Maximilian Enderle. Daarmee suggereert hij dat Michel de Gelderode zijn ‘Balade du Grand Macabre’ zou geproduceerd hebben onder de indruk van het groeiende gevaar van het nationaalsocialisme. Je leest het ook in de perscommentaren. Maar de Ghelderode was een sympathisant. Hij verloor zijn job bij de gemeente Schaarbeek in januari 1945, toen hij via een tuchtprocedure uit zijn functie werd ontheven wegens zijn gedrag tijdens de Duitse bezetting. Hij werd door het gemeentebestuur beschuldigd van nazi-propaganda door tijdens de oorlog samen te werken met Radio Brussel. Een jaar later werd zijn situatie bij koninklijk besluit geregeld.
Is Nekrotzar echt een engel des doods of een charlatan? Ligeti liet het in het midden, hij paste er zelfs de tekst van De Ghelderode voor aan. Dubbelzinnigheid was zijn handelsmerk. Het herkennen van charlatans is geen sterkhouder van onze tijd, na decennialange onderwerping aan golven van angst voor klimaatopwarming en voor geveinsde pandemieën. “We zouden Nekrotzar kunnen beschouwen als een ziekte die zich als dodelijk aandient, maar onschadelijk blijkt te zijn”, merkte Valentina Carrasco heel profetisch op in 2009 toen ze het stuk regisseerde voor La Fura dels Baus in Brussel. In Ligeti’s versie is het Nekrotzar die de boodschap van de wereldondergang brengt. Hier, in Frankfurt, zijn het de media. Opnieuw heel herkenbaar, nietwaar ?
“Alles is verkeerd, alles is wazig, niets is duidelijk. Dit is heel belangrijk omdat we ons in een land en op een plek bevinden die volledig ongeorganiseerd en chaotisch is", zegt Ligeti over Breughelland. Bharkatov heeft het gesitueerd in de Verenigde Staten, geen gekke gedachte voor een Russisch regisseur. Dat merken we aan het imposante openingsbeeld : Zinovy Margolin schetst een snelwegknooppunt met stilstaande en (vanuit de orkestbak) hevig toeterende auto’s. Op een billboard verschijnt reclame en nieuwsupdates over de naderende onheilskomeet. Barkhatov heeft echter niet het lef gehad om de echte Nekrotzars van onze tijd, charlatans als Al Gore en Anthony Fauci in de voorstelling te betrekken. Zijn Nekrotzar is een begrafenisondernemer die zich na de werkuren ook wel eens waagt aan het schrijven van ondergangsparabels en hier zijn grote kans grijpt en een priesterlijk gewaad aantrekt. Simon Neal zingt hem met veel stem maar ook zonder een greintje zelfironie. Een doodskist glijdt uit zijn wagen. Het verliefde koppel Amanda en Amando (oorspronkelijk Clitoria en Spermando) dat enkel oog heeft voor de roes van het erotische, vindt er zijn liefdesnest. Piet van ’t Vat (Peter Marsh) is zijn hotel halsoverkop ontvlucht in een gele taxi in slip en badjas.
Het tweede tafereel verplaatst onze blik naar de woonwagen van Astradamors en Mescalina, een ogenschijnlijk doodnormaal koppel dat zich, in het aangezicht van de dood, waagt aan een eerste ervaring met drugs (mescaline, vermoed ik). Het personage van Mescalina, de oversekste furie en Breugheliaanse Dulle Griet, wordt daardoor erg afgezwakt maar de game-achtige videoprojecties van hun beider hallucinogene trip spoort goed met Ligeti’s knotsgekke muziek. Hun zoontje begraaft zijn aandacht in zijn ipad. Claire Barnett-Jones kon weinig profiel geven aan Mescalina en de stem werd erg dun in de lagere delen van de partij. Alfred Reiter als Astradamors klonk heel mechanisch maar de diepe noten haalde hij allemaal.
Het derde tafereel is het sterkste. Het ruzieduet van de beide ministers wordt opgeofferd aan de scène waarbij zij de gasten verwelkomen op het feest bij Prins Go Go, “The last party on earth”. Het zijn stuk voor stuk iconische figuren (kostuums: Olga Shaishmelashvilli) waarvan de meeste in het libretto zijn vermeld zoals Napoleon en Dzjengis Khan. Allerlei kostbare details en kleine scènes, die de charme van de Weense productie uitmaakten, verdwijnen op die manier door Barkhatovs keuzes. Kilo’s wit poeder wordt er gesnoven. Een Elton John-achtige figuur neemt plaats aan het centrale klavecimbel. De Gepopo-chef is ook hier de mechanische marionet wiens waanzinnige coloraturen zowel aan de Koningin van de nacht herinneren als aan Ella Fitzgerald. Anna Nekhames, de sterkste soliste van de avond, geeft er een virtuose vertolking van. Het scenische hoogtepunt volgt wanneer het koor twintig maal “our dear sovereign” roept en het feest ontaardt in een rave party met dansend discolicht, met Prins Go Go (counter tenor Eric Jurenas) aan de draaitafels als diskjockey. Het intermezzo (de entree van Nekrotzar) verrast met het duivelskwartet (violist, fagottist, klarinettist en fluitist) als oversized cupido's op het podium. Op het moment van de verwachte inslag van de komeet valt het licht uit door een knetterende kortsluiting. Ha ha ! Het slotbeeld is voor Nekrotzar die de beelden van heftige relletjes bekijkt op een tv scherm. Wie het werkelijk wil vindt wel ergens een doemscenario om golven van angst over de rug van de bevolking van Breughelland te jagen.
Thomas Guggeis heeft mij niet in dezelfde mate kunnen overtuigen als met zijn bijzonder evenwichtige lezing van Don Carlo. Soms was er weinig detail in het klankbeeld, de claxon-toccata klonk eerder slordig, de deurbellen waren nauwelijks te horen, het hoge koper deed pijn aan de oren in het tweede tafereel. Na de pauze was er meer evenwicht in het orkest. Het tussenspel van het derde bedrijf had een vervreemdende charme, ingeleid door een te weinig nadrukkelijk ostinato in de contrabassen. Mooi en beheerst klonken de clusters van het koper in de overgang naar het vierde tafereel. Ook de gongs die het einde van de wereld moesten inleiden vanuit de zaal, klonken erg mooi.