Wanneer Giacomo Puccini in november 1924 naar Brussel reist om zich te laten behandelen voor keelkanker, zitten er 36 schetsen voor de finale van Turandot in zijn reiskoffer. Helaas slaat de radiumtherapie van dokter Ledoux niet aan en overlijdt de componist zonder zijn werk af te kunnen maken. Belangrijk is te beseffen dat hij een finale wilde die “even mooi als Tristan” zou zijn. Op één van de schetsen staat “Poi Tristano” (“En nu Tristan”). Wat dat voor hem betekende daar kunnen we enkel naar gissen maar zou het niet geweldig geweest zijn indien het hem ook was gelukt? “Wagner is overal aanwezig in Turandot: zowel in de eerste akte als in de schetsen voor de finale - maar niet op een duidelijke manier, maar verborgen onder de oppervlakte”, zal Luciano Berio later zeggen wanneer hij zelf een poging zal ondernemen om het werk af te maken.
Maar anno 1925 is het Franco Alfano die overhaald kan worden om de finale te componeren op basis van de schetsen. Arturo Toscanini was er niet tevreden over en liet 109 van de 377 maten verwijderen (ca. 10 minuten muziek). Sindsdien zijn er twee versies van het Alfano-slot. De oorspronkelijke versie is logischer; ze toont Turandots metamorfose, van wrede ijsprinses tot passioneel verliefde vrouw, niet zo abrupt: de val van de liefde sluit zich beetje bij beetje om haar heen. Maar Alfano’s muziek heeft niets van de Tristan-finale waar de meester van Torre del Lago van droomde. Ze lijkt nog het meest op het Weimar-dilettantisme van Franz Schreker. Zou hij zelf wel in staat geweest zijn om ze te realiseren? Liù's dood is zo'n muzikaal hoogtepunt dat het slotduet ook voor hem een echte uitdaging moet geweest zijn. En hij was er sinds april 1924 reeds mee in de weer. Kunnen we Alfano, die Puccini’s schetsen zo getrouw mogelijk wenste te volgen, verwijten dat hij niet in staat was datgene te realiseren waar Puccini zelf misschien niet toe in staat was?
In het Alfano-slot horen we Calaf en Turandot converseren maar ze zingen nooit samen, wat nauwelijks de indruk geeft van een gedeelde passie. Van de componist van het slotduet hadden we iets substantiëlers verwacht : nieuwe en sublieme muziek om het ontwaken van de vrouw door de kus van de charmante prins op te tillen tot een niveau van transcendentie vergelijkbaar met de Tristan-finale. Waar is de “opgetogen en overweldigde” prinses zoals het in het libretto heet? Zolang de componist/librettist niet opstaat die deze klus voor mekaar krijgt zal het bij een onvervulde fantasie blijven. Ook Berio heeft ons niet verder kunnen helpen.
Terwijl Vasily Barkhatov het stuk in erg troebele waters leidde in het Napels van Stéphane Lissner maakte zijn gade, Asmik Grigorian, het mooie weer in het Wenen van Bogdan Roščić, ditmaal in de regie van Claus Guth. Wat je nooit te zien krijgt in conventionele producties met massatonelen, leeuwen, draken en andere chinoiserieën, is de kwetsbaarheid en de psychologische ontwikkeling van een getraumatiseerde vrouw die zich heeft opgesloten in haar zelf gekozen isolement. Turandot heeft een gevangenis rond zich gebouwd via een bureaucratische machinerie. Een kwestie van zelfbescherming. Maar diep in haar onderbewuste hoopt ze dat de onbekende prins haar raadsels oplost, meent Guth. Daarmee richt hij de focus op de essentie en dat is wat Guths regieconcept tot een masterclass maakt.
De neutrale ruimte die Etienne Pluss ontwierp voor het eerste bedrijf is als een doos van Karl-Ernst Hermann. De onbekende prins (Calaf) betreedt ze via een ouderwets luik in de toneelvloer. Het koor heeft inmiddels plaatsgenomen vooraan op het toneel, gezeten op zwarte lijkkisten. Het zal het hele eerste bedrijf bewegingsloos blijven met de handen op de knieën. Dat is makkelijk voor de regisseur. Anderzijds is de kafkaiaanse bureaucratie van Peking zeer bedrijvig: de executies worden uitvoerig gedocumenteerd en Calaf valt van de ene verbazing in de andere. Op de achterwand zijn de vage contouren te zien van de wrede prinses. Soms veegt ze haar bebloede vingers over een glaswand (video : Roland Horvath). Zowel het koor als de bureaucraten heeft costumière Ursula Kudrna in uniforme pastelgroene kostuums gestoken. Sommer Ulrickson heeft hun bewegingen lichtjes gechoreografeerd met groteske humor alsof het Noord-Korea betrof. Fijn van Guth dat hij het totalitaire regime van de Verboden Stad associeert met de kleur groen.
Tijdens de invocatie van de maan zien we Turandot dansen met het onthoofde lijk van één van de kroonpretendenten. Schoolkinderen met boekentassen zingen het fameuze “Moo Lee Vha”-thema dat hier voor het eerst te horen is en in vele gedaanten zal terugkeren als het belangrijkste leidmotief van het stuk. De kostuums van Mongoolse inspiratie die Kudrna bedacht voor het Tataarse koppel, Calaf en Liù, zijn erg stijlvol. “Signore ascolta” en “Non piangere Liù” zijn de onmiskenbare hoogtepunten van het eerste bedrijf, niet in de laatste plaats omdat ze een zeer poëtische invulling krijgen door de choreografie die Guth en Ulrickson bedachten voor Liù en haar vier doubles. De vrouwen hebben twee schattige knotjes in het haar in tegenstelling tot de Chinezen met hun oranje pruiken. Liù staat er beeldig mee en haar subtiele spel met de ogen is elektriserend. Met Kristina Mkhitaryan staat hier opnieuw een bloedmooie Russische sopraan op het toneel waarvoor ik niet aarzel het woord natuurtalent te gebruiken. Calaf laat zich niet intomen door de dames ondanks de linten die ze uit zijn vest trekken. Zijn risicobereidheid wordt er enkel door gestimuleerd. De monumentale deur in de achtergrond is een kopie van de toegang tot Siegmund Freuds praktijk in de Berggasse. Tweemaal zal Calaf op de knieën gaan voor de deur en zijn deelname aan de wedstrijd aankondigen met geklop op de deur. Als beeld is het sterker dan een dreun op de gong. Het koor klinkt eerder underpowered in deze stream, net als het orkest dat zich lijkt in te houden in de finale.
Is de ruimte van het eerste bedrijf een soort antichambre, het tweede bedrijf is gesitueerd in de slaapkamer van de prinses. Maar eerst is er nog de slapstick van het scherzo met de drie ministers Ping, Pong, Pang. Hun spitsvondigheid, hun gevatheid en spottende geest blijft boeiend. Dat wil wel eens tegenvallen in conventionele producties. Ze ontkleden zich half en drinken een biertje. In hun rêverie van het Chinese platteland zijn ze zo op hun gemak dat ze ook hun pruiken afleggen. De overgangsmuziek naar de tweede scène die soms aan Amerikaanse musicals doet denken, blijkt weer eens een oorwurm te zijn. Keizer Altoum lijkt niet tevreden met de kapsones van zijn dochter. De akkoorden die zijn entree begeleiden zijn indrukwekkend. Het orkest is nu nadrukkelijker aanwezig in het klankbeeld. Vier meisjes met poppenhoofden zitten aan de voet van Turandots bed. Met de doodse blik in hun levenloze ogen combineren ze onschuld en terreur, net zoals in horrorfilms. Het is het antagonisme dat ook in Turandot leeft. Ook dit viertal, dat bovendien haar onvolwassenheid illustreert, is een echte meerwaarde in de productie. Tijdens “In questa reggia”, diepen de poppenmeisjes de oude knoken van Lo-u-Ling op uit een kist, de oorsprong van Turandots trauma. De raadsels verlopen als een maçonniek ritueel met blinddoek en handwassing. En ze missen hun effect niet. De lage noten gespeeld door de contrabas, fagot, contrafagot en pauken geven een indruk van dof, ondoorzichtig gehamer. Het koor klinkt nu vanuit de coulissen maar klinkt niet verzwakt ten opzichte van het eerste bedrijf. Ook het kinderkoor is weer goed.
Niemand slaapt in het derde bedrijf, vooral de prinses niet. Kaufmanns “Nessun dorma” wordt door het aanwezige publiek beloond met langdurig applaus. Ook Liù is zeer goed in haar afscheid. Maar dan is het vet van de soep zoals ik hoger reeds heb aangestipt. Wenen speelt het lange Alfano-slot dat door Antonio Pappano’s recente opname, eveneens met Kaufmann, aan belang lijkt te hebben gewonnen. Tijdens de laatste maten van het officiële bruiloftsritueel neemt Turandot haar Calaf bij de hand en sleurt hem mee backstage.
Voor Jonas Kaufmann moet 2023 een annus horibilis geweest zijn. Onlangs gaf hij de details van de bacteriële invasie in zijn longen. Dat lijkt verleden tijd. Hij spaarde zich niet en de stem is helemaal terug met al haar gebreken zoals het sombere, kelige timbre en de onconfortabele druk op de stem in de hoogte. Maar nog steeds weet hij het maximum te halen uit zijn vocale mogelijkheden en de gebreken grotendeels te compenseren met stijl, poëzie, en het doordringen van de betekenis van de woorden. Kaufmann blijft een tenor van moderne snit. Zijn Calaf is viriel zonder macho te zijn. “Non piangero Liù” en “Nessun Dorma” waren erg goed.
Ook voor Asmik Grigorian was dit een debuut. Opnieuw weet zij de partij op te laden met de voor haar intussen typische elektriserende intensiteit. Ze haalt de hoogste noten en niets lijkt erop te wijzen dat dit een partij is waarmee ze haar stem dreigt te ruïneren. Ze klinkt stemvast over de hele tessituur met een klankschoonheid die dramatische sopranen, die vaak over hun hoogtepunt heen zijn, haar zullen benijden.
Kristina Mkhitaryan is meer dan een lyrische sopraan, hetgeen hier vereist is voor Liù. Ze zingt met volheid van stem en je vraagt je af wat het zou gegeven hebben als de rollen Liù/Turandot waren omgekeerd. De tessituur verschilt immers nauwelijks. Ook al is haar timbre bijna dat van een mezzo.
Jörg Schneider zong een heel genuanceerd portret van keizer Altoum. Dan Paul Dumitrescu was een soliede Timur. Van de drie ministers (Martin Hässler, Norbert Ernst en Hiroshi Amako) liet bariton Martin Hässler de beste indruk na. En voor één keer werd de Mandarijn ook goed gezongen door Attila Mokus.
Marco Armiliato kent het stuk als zijn broekzak. Hij zal zich nooit vergalopperen qua tempi maar inzetten op de poëzie en het exotisme van de partituur. De balansproblemen leken mij eerder op een probleem geschapen door de geluidsingenieur.
Te bekijken via VPN op het streaming platform van ORF 2