Parsifal in de Vlaamse Opera
PRELUDE TO A KISS
14 maart 2013 : Habemus Papam! Nauwelijks was de witte rook om zijn hoofd verdwenen of Il Papa Francesco sprak de menigte toe van op zijn Vaticaans balkon met bezwerende woorden over het nakende broederschap van de liefde. Zijn voorganger was bezweken voor de crisis die haar oorsprong vond ter hoogte van het kruis van de mannen die het instituut kerk besturen, een instituut waar, zoals bekend, vrouwen van alle beleidsniveau's worden uitgesloten. De overeenkomst met de Graalgemeenschap van Parsifal is geheel toevallig. Om maar te zeggen: het was een erg goed idee van Aviel Cahn om Parsifal in handen te geven van een vrouwelijk regisseur nadat Jan Fabre had laten weten andere katten te zullen geselen. Sterker nog, Parsifal is in de hoofden van Parsifalbashers zodanig vrouwonvriendelijk dat het sowieso steeds een goed idee is om het enigmatische werk over te leveren aan de intuïtie van een vrouwelijk regisseur. Maar Aviel Cahn vergiste zich weer eens van regisseur.
Tatjana Gürbaca kwam nochtans niet slecht uit de startblokken. Halverwege de prelude laat ze mannen één voor één het podium betreden, in vrijetijdskledij, de zonnebril binnen handbereik. Tussen hen ontwaren we Amfortas en Kundry . Ze omhelzen mekaar als in een gevecht om leven en dood, een flashback die we normaal niet te zien krijgen en die tegelijkertijd ook lijkt te anticiperen op een ultieme verzoening tussen de geslachten. Gürbaca suggereert daarmee dat het stuk over ons zelf gaat en dat de verzoening tussen de sexen centraal staat. Hebben we dat onlangs niet met veel grotere scènische overtuigingskracht gezien in New York, zonder de vestimentaire banaliteiten van Barbara Drosihn, zonder de scènische kaalslag op het toneel van Henrik Ahr, zonder de binaire lichtregie van Stefan Bolliger, zonder de ongerijmdheden van Tatjana Gürbaca? Dit leek eerder een Gesamtkunstwerk van artistieke impotentie. Wat overblijft is het door Eliahu Inbal uitstekend geleide orkest en de indrukwekkende prestaties van het koor.
Meteen na de prelude waren de goede ideeën al op. Al waren die er wel getuige de 4 interviews die Piet de Volder met de regisseur had, maar die zij niet in de praktijk wist te brengen. Tatjana Gürbaca studeerde aan de "Hanns Eisler" Hochschule für Musik, hoort dus bij de Oost-Duitse school die ook Ruth Berghaus en Peter Konwitschny heeft voorgebracht en waar Aviel Cahn een faible voor lijkt te hebben. In deze door principes van Bertolt Brecht geleide school is geloof en alles wat een auditorium op het spirituele pad zou kunnen zetten een reuzengroot taboe. Geen wonder dus dat van Parsifals spirituele lading in deze productie niets is terug te vinden.
Nochtans had Piet de Volder Parsifal nog bestempeld als "een festivaldrama met een religieus aura waarin Wagner geen knieval maakt voor het christendom, zoals Friedrich Nietzsche ons wou doen geloven, maar waarin kunst de functie van een religieuze openbaring overneemt." Probeer dat maar eens terug te vinden in deze productie. Dat lag dus enerzijds aan Gürbaca's Brechtiaanse opvattingen over theater enerzijds, anderzijds aan de wijze waarop zij de Graalgemeenschap benadert. Die typeert ze als " specimen van de homo economicus, de mens gereduceerd tot pure consumptie van dingen, zonder spiritualiteit en zonder liefde. Het betreft ook de mens die zich onderwerpt aan rituelen waarvan de inhoud eigenlijk niet meer begrepen wordt"
I.
"Je zou de set kunnen interpreteren als het binnenste van de Graal - de kelk of schaal waarin het Bloed van Christus oplicht of gloeit- maar evengoed als Amfortas' of Christus' wonde(n) of als het bloeden van slachtoffers wereldwijd", zo licht Gürbaca haar scenografische keuze toe. Een massief proscenium overspant het toneel. De achterwand toont een grijze muur waar af en toe bloed in ragfijne straaltjes naar beneden sijpelt. Voor de rekwisietenafdeling moet deze productie "a piece of cake" geweest zijn: de enige props die het toneel sieren zijn keukenstoelen, wasteiltjes en een rolstoel voor Gurnemanz.
De erg jonge Gurnemanz zal zich, gekluisterd aan zijn rolstoel, als een invalide door het stuk bewegen. Tijdens zijn grote monoloog zijn wij getuige van een purificatieritueel waarbij jongetjes gewassen worden aan een teiltje, een beeld dat de preoccupatie van de gemeenschap ritueel moet uitdrukken voor de lang verwachtte "reine dwaas". Eén van de jongetjes zal als ersatz dienen voor de zwaan en het leven laten wanneer Parsifal, gewapend met een emmer bloed, zijn entree maakt. Het maakt Parsifals morele overtreding een stuk brutaler, anderzijds begrijpt dan weer geen mens waarom hij niet ter plekke wordt gelyncht.
In die context van ontmanteling hoef je niets te verwachten van de beide tranformatiescènes. Gürbaca beperkt zich hier tot de opbouw van een soort polonaise van mannelijke koppels.
Tijdens zijn eerste grote scène trekt Amfortas zijn broek uit. Nee, ik verzin het niet. Meteen heb je het gevoel bij Van Mechelen thuis in de badkamer te staan. Het gevoel van gêne moet wederzijds geweest zijn.
"Ik zie de Graal als een gevoel of als een idee - niet als een object. De Graal is het ideaal van een evolutie, van het terug samenkomen van mannen en vrouwen; van liefde", zegt Gürbaca. Die idee materialiseert zij in de figuur van een hoogzwangere vrouw die zich laat betasten door de leden van de Graalgemeenschap.
II.
Gürbaca : "De Bloemenmeisjes zijn de slachtoffers van de regels die de Graalwereld voor zichzelf heeft gecreëerd. Het is heel normaal dat vrouwen verlangen naar mannen en vica versa. de verleiding door de vrouwen is eigenlijk het meest normale dat in Klingsors wereld kan gebeuren! Er is niets zondig aan." Dat kan ik beamen maar het is ook de wereld van een overmaat aan erotiek, die mensen uit hun evenwicht haalt en daar is hier niets van te merken.
Klingsors wereld is een doorslagje van de Graalswereld. Alleen de belichting maakt het verschil en zet de scène in een sinistere gele gloed. Vijf bejaarde vrouwen bemannen Klingsors lusthof. In een aftandse baljurk, zittend op een stoel, lijken ze zichzelf te hebben opgesloten in hun herinneringen. Af en toe steken ze de draak met Klingsors mannelijkheid, af en toe kan hij zich warmen aan hun troost. Klingsors ultieme vernedering als man volgt wanneer zij zelf komen aanzetten met de speer : een puntloze speer weliswaar die nog het meeste lijkt op een uit de kluiten gewassen gordijnroede.
Na Parsifals afwijzing doet Kundry een mislukte zelfmoordpoging en snijdt zich de polsen over.
III.
De prelude wordt gespeeld met gesloten doek. Op de komst van Parsifal reageert Kundry aanvankelijk bijzonder bokkig. Dat ze haar zin niet kreeg in het tweede bedrijf is ze 20 jaar later nog niet vergeten. Even later staan drie glansloze zangers de Karfreitagszauber te redden te midden van een set banale keukenstoelen. De verveling heeft inmiddels al lang toegeslagen.
De egoistische houding van de Graalgemeenschap ten aanzien van Amfortas wordt door Gürbaca sterk uitvergroot. De groepsdruk wordt zeer geweldadig. Amfortas wordt haast gefolterd: hij krijgt een blinddoek om, glasscherven in de schoenen en een bord met "Mörder" om de hals.Tegelijkertijd laat Gürbaca zien dat ze over het talent beschikt om een massa te laten bewegen.
Ook ditmaal komt er geen graal aan te pas. Na zich andermaal de polsen te hebben overgesneden zal Kundry zich als een soort Christusfiguur gedragen. Verlossing lijkt eerder een vrouwenzaak maar van een toenadering tussen mannen en vrouwen krijg je niets te zien. Parsifal moet zich een middeleeuws harnas laten aanmeten en staart wezenloos voor zich uit. De ridders vallen in devotie op de knieën, een slotbeeld dat weinig goeds laat vermoeden en de toeschouwer zonder catharsis naar huis stuurt.
"Als er iets is dat Parsifal vertelt, dan is het dat we verlossing in onszelf moeten zoeken en in ons vermogen tot liefde en medelijden. We moeten in de zoektocht naar God of de hogere dimensie weg van de verticaliteit en meer horizontaal gaan denken - het idee dat we het goddelijke in partikels terugvinden in de mensen rondom ons". Dat zal dan de reden zijn waarom er in deze productie door de Graalgemeenschap zoveel naar boven wordt gekeken.
En dan valt mij het gezegde van Botho Strauss weer te binnen : "Am Ende ist die Bühne genauso leer wie am Anfang". Deze Parsifal is de zoveelste sof van de Vlaamse Opera onder Aviel Cahn.
In deze productie kan je getuige zijn van het provinciale niveau van Bayreuth want zowel Georg Zeppenfeld als Susan Maclean hebben in Bayreuth gestaan, respectievelijk als Koning Heinrich en als Kundry. We schreven vroeger al dat Zeppenfeld een maatje te klein is voor de grote basrollen in het Wagnervak. Zeppenfeld beschikt over een gecultiveerde bass/bariton maar niet over de emissie en de gravitas voor een 24-karaats Gurnemanz. Zijn beste momenten spaart hij op voor de Karfreitagszauber. Hij deed mij denken aan Frode Olsen, destijds ook een veel te jonge Gurnemanz in De Munt. Van Olsen hebben wij daarna niet veel meer vernomen.
Susan McLean kan de partij maar bij benadering waar maken. Mij kon ze geen seconde boeien, niet met haar spel, noch met haar voordracht.
Voor Zoran Todorevich, gepokt en gemazeld in het Italiaanse repertoire, was dit niet eens zijn Wagnerdebuut. Lohengrin had hij al achter de kiezen. Persoonlijk vind ik het geen goed idee om op deze weg door te gaan. Zijn vocaal matte Parsifal en zijn karakterloze spel verraden een gebrek aan affiniteit met de wereld van het Wagneriaanse personage. Voor een grote internationale carrière is dat nefast.
Ook Werner van Mechelen komt te kort. Kwam hij vroeger eerder houterig over in zijn spel en slaagde hij er niet altijd in om met zijn voordracht los te komen van de partituur, met deze Amfortas heeft hij alvast een stap vooruit kunnen zetten. In die zin is het zijn beste Wagnerprestatie tot nog toe. Van Mechelen wil er één van zijn paraderollen van maken. Zijn vaak uitgesproken Wagnerliefde is beslist authentiek en de affiniteit met de Wagner fauna is er zeker ook maar wij kunnen de ogen moeilijk sluiten voor het feit dat hij niet over de vocale mogelijkheden beschikt voor een grote internationale carrière. Vooral in de finale werd dat pijnlijk duidelijk al had Gürbaca hem als vervolgde koning ook op zijn adem laten trappen.
Robert Bork is de enige in het gezelschap die zich met échte vocale zinnelijkheid in het auditorium kon smijten. De emissie is indrukwekkend, de voordracht verre van ideaal maar de basis is er om een meer persoonlijk rubato te ontwikkelen. Een zanger met potentieel.
Intendant Aviel Cahn laat zijn joodse subjectiviteit graag binnensijpelen in zijn werk. Je merkt het aan de keuze van de stukken, de regisseurs, de dirigenten. Dit keer viel zijn keuze op een joodse gastdirigent, waarmee hij leek te willen aansluiten bij een oeroude traditie uit Bayreuth die teruggaat tot Hermann Levi. Het was een schot in de roos. Eliahu Inbal haalde het beste uit het orkest en klaarde de klus in ca. 4u 15. De prelude nam hij halsbrekend snel, meestal te snel voor mijn gevoel maar verder kon zijn tempogevoel mij blijvend bekoren evenals zijn uitgesproken voorliefde voor erg grote dynamische verschillen.