Auteur : Jos Hermans
“Ik heb niet het gevoel dat het stuk vereist dat je het realisme in al zijn details nabootst”, zegt regisseur Damiano Michieletto. Waarom hij Cavalleria Rusticana authenticiteit trachtte te verlenen door de locale folklore van een Italiaans dorp op te zoeken maar voor Jenufa precies de tegenovergestelde weg kiest, is mij niet duidelijk. Er is immers een heel dwingende reden om dat wél te doen: een vrouw die haar kleinkind voorgoed laat verdwijnen om zichzelf en haar dochter de publieke schande te besparen een onwettig kind op de wereld te hebben gezet, het is een thema dat vandaag zo goed als ondenkbaar is.
Maar anno 1900 was het lot van de ongehuwde moeder wel degelijk nog steeds van een schrijnende actualiteit. Als slachtoffers van een intolerante samenleving met een verstarde visie op moraal werden ongehuwde moeders als dienstmaagden naar de grootstad gestuurd of ze kwamen terecht in de prostitutie. Rond het einde van de negentiende eeuw waren er in Wenen alleen al ca. 19000 Tsjechisch vrouwen met dit noodlot. Het wrede lot van onwettige kinderen is ons ook bekend, niet het minst uit de biografie van Giuseppe Verdi. Het wegfilteren van deze historische context is de eerste reden waarom deze productie niet werkt.
Kollega Detlef Brandenburg van Die Deutsche Bühne ziet parallellen tussen Janaceks in obscurantisme zwelgende dorpsgemeenschap en de postmoderne terreur van het politiek correcte denken van vandaag: “De strengheid van de politieke correctheid, maakt van iedereen die al te duidelijk de etiquette schendt een vogelvrij verklaarde, die in een shitstorm moet stoven.” In de morele dilemma’s van het postmoderne identiteitsdenken zit voldoende stof om jonge Janaceks van vandaag tot een nieuwe Jenufa te inspireren. Waar zijn ze ?
De tweede reden is het voortdurend scenografisch thematiseren van het ijs waarin het kind zijn graf zal vinden. Het blok ijs dat Steva meesleurt na de militaire loterij en dat hij als een uitzinnige bewerkt met een mes, zou symbool staan voor het door hem ongewenste kind. een onbegrijpelijk idee aangezien Steva nog niet beseft dat zijn verloofde zwanger is.
Later zal het ijs als metafoor voor het schuldbewustzijn van de kosteres als een omgekeerde ijsberg uit de toneeltoren naar beneden zakken. In het derde bedrijf zal de kosteres zich trachten te purifiëren in het naar beneden druipende smeltwater. Daarmee lijkt de regisseur nog eens een klimaathysterisch verband te leggen tussen collectieve schuld en smeltend poolijs. Het maakt allemaal weinig indruk.
Camilla Nylund gaf een indrukwekkend debuut als Jenufa tijdens de gestreamde première van deze productie in het door coronamaatregelen geteisterde cultuurleven van februari 2021. Vandaag staat Asmik Grigorian in haar schoenen, het wikkeldekentje voor haar zoontje breiend van een bolletje rode wol.
Enkel de meest noodzakelijke requisieten zijn aanwezig in Paolo Fantins kubusvormige theaterruimte met dubbele wanden in plexiglas: een huisaltaar, enkele zitbanken, het potje met rozemarijn, het bolletje rode wol. Bij de aanvang van elk bedrijf zijn de personages te zien als in een waas van onduidelijkheid, alsof allen medeplichtigen zijn aan dit schaduwspel van schuld en boete. Een restant van de coronapremière is de afstandelijkheid waarmee de personages interageren. Het koor is geen grote speler in dit stuk en zingt verrassend genoeg vanuit de coulissen terwijl dat bij de stream vanuit de zaal gebeurde. Elke aanzet tot folkloristische invulling, zoals gebruikelijk bij Steva’s thuiskomst van de loting of bij het huwelijk van Laca en Jenufa, wordt hiermee in de kiem gesmoord. Uiteindelijk krijgen alle personages te weinig profiel.
Asmik Grigorian geeft Jenufa de jeugdigheid die past bij het personage. Haar sopraan is slanker dan die van Nylund die volgend seizoen de beide Brünnhildes zal zingen in Zürich. Zelfs zingend met halve stem vanuit de diepste positie op het toneel klonk de stem nog altijd heel present. Dat zegt wellicht evenveel over de akoestiek van de vernieuwde zaal als over de goed gefocusseerde stem van de Litauwse sopraan. Alexey Dolgov als Steva maakt een goede beurt met zijn ode aan Jenufa’s appelrode wangen. Van rivaliteit tussen de beide broers valt weinig te merken. Stephan Rügamer als Laca groeit tijdens de voorstelling. Evelyn Herlitzius deed haar ontwapenende best om de kosteres niet als een monster te tonen. Ze levert het meest doorleefde portret af van de avond maar beschikt door haar gestalte anderzijds niet over de natuurlijke autoriteit van een Karita Mattila, onlangs nog te zien in Londen. Met Hanna Schwarz als de oude Burya weet de regisseur zich geen raad. Victoria Randem is een akrobatische Jano, Evelin Novak eenn kokette Karolka.
Thomas Guggeis aan het hoofd van de Staatskapelle Berlin maakte een erg goede indruk. Zijn orkestbehandeling heeft punch en gevoel voor de ritmische vereisten van de partituur. De kopers hebben een erg mooie brassy sound, de contrabassen resoneren heftig in het derde bedrijf, het solistische moment van de altviool is betoverend, de xylofoon kristalhelder. Dynamisch is deze lezing enkel extreem als het moet of als het kan. Guggeis wordt de nieuwe GMD van Frankfurt en zullen we dus nog vaker te zien krijgen.
Dit was mijn eerste bezoek aan de vernieuwde zaal van de staatsopera. De orkestbak is ruim, er kan een flink Wagnerorkest in. Het plafond werd verhoogd met 5 m waardoor het ruimtevolume is gestegen met 40%. De hierdoor ontstane nagalm-galerij met zijn raster- en ruitenmotieven is erg geslaagd. Beloofd werd dat dit alles de nagalm zou opvoeren tot 1.6 sec (ter vergelijking : in Bayreuth is die 1.55 sec). Of men dat cijfer gehaald heeft weet ik niet maar deze beide opvoeringen klonken erg goed met zeer aanwezig klinkende solisten, veel detail in het orkest.