Er zijn wel vaker succesvolle producties te zien geweest waarbij regisseurs kozen voor een reductie van het speelvlak. Het objectief daarbij was steeds een dwingende acteursregie te forceren waarbij alle conventionele operagestiek automatisch zou verdampen als sneeuw voor de zon. Ik denk aan Robert Carsens La Bohème voor de Vlaamse Opera, het tweede bedrijf van Carlus Padrissa's Parsifal in Keulen of het slotbedrijf van Dmitry Tcherniakovs Lady Macbeth van Mtsensk in Lyon. Diezelfde scenografisch-dramaturgische verdichting van het stuk door de personages te plaatsen in een enge ruimte is ook het uitgangspunt van deze Tristan und Isolde die Barrie Kosky en Klaus Grünberg in 2006 ontwierpen voor het Aalto Musiktheater in Essen. In zijn autobiografie bestempelt de regisseur het stuk als zijn lievelingsopera van Wagner. Net zoals zijn operaminnende grootmoeder het hem influisterde. "In Tristan spelen de zee en het water een centrale rol. Maar het water zit al in het orkest, in de muziek”, zegt Kosky. “Ik hoef het niet opnieuw scenisch, visueel op het podium te brengen, als het al aanwezig is via het geluid.” Dat is een wat simplistische redenering. Illustreren is vaak redondant in het theater maar het kan ook heel sterk zijn als het resultaat van de verbeelding van de regisseur in staat is om de verbeelding van de toeschouwer uit te lokken.
Isolde’s kajuit in het schip dat haar naar het groene strand van Cornwall voert is slechts 3 meter op 3 meter groot. Het is een kubusvormige kamer die lijkt te zweven in een ravenzwarte ruimte, intern bestraald met het warme sfeerlicht van Grünberg. Een oude grammofoon, een wastafel, een fruitschaal en een zetel vullen de ruimte, een smalle deur is het enige sas met de buitenwereld. In deze claustrofobische ruimte zal Isolde Tristan confronteren met een glazen stolp waarin ze het hoofd van haar verloofde Morold bewaart. Het is ook meteen duidelijk dat de kamer werkt als een akoestisch voordelige ruimte, als een geluidstrechter die de stemmen van de solisten lichtjes versterkt. Prachtig zoals Kosky de scènewisseling regisseert tussen de kajuit van Isolde en die van Tristan en zijn toastende crew, verenigd in hun liefde voor Bacchus. Brangäne wordt haast verkracht door de beschonken Kurwenal.
De doodsdrank is een gifgroene “menthe à l’eau” in een tumbler glas dat Brangäne nog net op tijd weet te verwisselen voor de onschuldiger ogende liefdesdrank. De roes als gevolg van de liefdesdrank, of beter van de illusie de doodsdrank te hebben gedronken, leidt tot handcontact gevolgd door een innige omhelzing. Bij het inderhaast geïmproviseerde witte bruidskleed dat Isolde in het zicht van de ontmoeting met koning Marke aantrekt, hoort ook een oneindige bruidssluier die als een rots om haar heen wordt gedrapeerd. Het onzichtbare mannenkoor klinkt vanaf het hoogste zijbalkon. Het klinkt ook wat ruw en onnatuurlijk. Kan het zijn dat hun stemmen uit luidsprekers kwamen? In het algemeen klinken alle stemmen vanuit de coulissen een beetje underpowered. Is het omdat de backstage ruimte erg groot is in het Aalto theater? De stem van de jonge zeeman en de nachtwake van Brangäne had met meer effect vanuit de zaal kunnen klinken.
Het eerste bedrijf is het meest innovatieve in scenisch opzicht. In het tweede bedrijf gebeurt weinig behalve dan dat de kamer met grijs bloemetjesbehang, die nu Isolde’s vertrek verbeeldt, met enkel een fruitschaal en een plafondlamp, om haar as draait tijdens het liefdesduet. Heel langzaam in het begin, steeds sneller wanneer de spanning wordt opgevoerd. Hun liefde zet hun wereld op zijn kop en het hele duet lang zullen de geliefden noodgedwongen, op handen en voeten, op zoek moeten gaan naar hun evenwicht. Na anderhalve toer komt het mobiele huis tot stilstand en staat de gefrustreerde koning, het dwingende symbool van de dag, in de kamer. In feite is de tegenstelling tussen dag en nacht opgeheven en vervangen door stilstand en rotatie van het imaginaire kader van Tristan en Isolde’s wereld.
De beklemmende claustrofobische sfeer wordt gedeeltelijk opengebroken bij het begin van het derde bedrijf. Het huis dat nu Kareol verbeeldt is opgenomen in het duistere toneelbrede landschap van een landelijke wei met grazende schapen. Ook de herder laat zich even zien terwijl Kurwenal met chirurgisch talent de wonde van zijn meester dichtnaait. Ook hier kan de bewegingsdramaturgie van de agoniserende Tristan profiteren van de engte van de ruimte, een ruimte waar hij tenslotte aan zal ontsnappen. Het is een beeld dat past bij zijn verlossing in de dood. Kosky heeft zo zijn eigen manier om de finale transfiguratie van Isolde te verbeelden: de doden staan op en verlaten stilletjes het toneel, Isolde zingt haar liefdesdood in een Koskyaanse volgspot waarna ze zich te rusten legt naast Tristan.
Bryan Register was de eigenlijke magneet die mij naar Essen had gelokt. De gekmakende intensiteit van zijn Brusselse Tristan (2019) was ik nog niet vergeten maar het is Catherine Foster die de sensatie van de avond zal worden. Het timbre is warm, de beheersing van het vibrato is totaal, passagio-problemen zijn zo goed als onbestaaand. De dramatische uithalen zijn stuk voor stuk overweldigend, van de Rache-uitroepen tot “Es werde Nacht”. En ze zingt alle medeklinkers. Nooit wordt ze overstemd door het orkest. Haar sopraan blijft snijden door de lucht. Ook in de mezza voce gedeelten weet de stem voldoende te projecteren. Indrukwekkend hoe ze het orkestrale crescendo pareert na haar aankomst in Kareol (“Zu spät! Trotziger Mann”). En ze rondt af met een perfecte liefdesdood. Wie doet beter ?
Bryan Register heeft het ideale timbre voor Tristan, mooi, warm en baritonaal. En ook hij zingt alle medeklinkers. In het eerste bedrijf klinkt hij veelbelovend maar in het tweede bedrijf spaart hij zich erg voor het moordende derde bedrijf. In het liefdesduet wordt hij dan ook overklast door zijn Isolde. Interpretatief weet hij nog altijd te betoveren maar in de powergedeelten moet hij het orkest voor laten gaan. Echt opwindend wordt het dan niet tijdens de hoogdramatische passages van het derde bedrijf. Op zijn best is hij in de mezza voce gedeelten waar hij de lyrisch-interpretatieve kwaliteiten en zijn fraaie timbre kan blijven inzetten. Register wordt de Götterdämmerung-Siegfried in De Munt volgend seizoen.
Sebastian Pilgrims sonore bas klinkt lichtjes ruw en gehavend. Hij kan daarmee zowel de noblesse van een koning als de afstotelijkheid van een schurk vertolken. Hij sluit Marke’s monoloog af met een erg sterke finale. “Erwache meinem Jammer” in de finale was ook voor hem een sterke afsluiter. Heiko Trinsingers expressieve bariton heeft een timbre dat gelijkt op dat van Fischer-Dieskau en hij articuleert de partij ook met een gelijkaardige attitude. Wellicht is Fischer-Dieskau zijn grote voorbeeld. Met zijn stevig projecterende stem overstemt hij Tristan in het derde bedrijf. Ook Bettina Ranch zingt een voortreffelijke Brangäne met echte mezzo-power.
Ik was nooit eerder in het prachtige Aalto Theater met zijn met hout bezette diepblauwe wanden en melkwitte balkons. Cijfers in verband met de nagalmtijd heb ik niet kunnen vinden maar de zaal klinkt alleszins niet droog. Andrea Sanguineti neemt de prelude traag maar wél met spanning. Dat geldt eigenlijk voor de hele rest van zijn lezing van het stuk. Secondenlange fermates schrikken hem niet af. De energieke dirigeerstijl waarmee hij zich smeet in de prelude deed bijna vermoeden dat hij het einde niet zou halen. De onwezenlijke sfeer na het nuttigen van de liefdesdrank laat hij vanuit een bijna onhoorbaar pianissimo ontstaan. Waarom enkele toeschouwers boegeroep veil hadden voor de jubilerende Essener Philharmonie (ze bestaan 125 jaar !) is mij een raadsel.