Auteur : Jos Hermans
Zelf noemt hij zijn vorige enscenering van de Ring (Hannover 2009-2011) hoogst onbevredigend (”a train wreck”). “Het lappendeken van ideeën was extravagant en provocerend, maar niet samenhangend”, zegt regisseur Barrie Kosky en hij nam zich voor om nooit nog Wagner te ensceneren. Aan de Komische Oper werd Wagner verbannen tot Katharina Wagner hem in Bayreuth uitnodigde voor Die Meistersinger. Het bracht hem op ramkoers met Wagners jodenkritiek en zijn Duits nationalisme. Schaamteloos werd de meester van Bayreuth in een soort Nurenbergproces terechtgesteld in zijn eigen huis. Na deze zelftherapeutische sessie verklaarde de regisseur genezen te zijn van zijn probleem met Wagner. Voor de Ring in Londen beloofde hij : "Ik zal Alberich of Mime niet als joden opvoeren, zoals in Hannover. Ik zal geen panopticum van de Duitse geschiedenis op het toneel brengen, zoals in Hannover. Ik zal proberen om het stuk als universeel geldige mythe naar de 21e eeuw te brengen. Wat alleen mogelijk is na het exorcisme in Bayreuth."
Kosky heeft zijn woord gehouden : er is geen zweem van deconstructieve ironie of puberale kritiek te vinden in deze proloog. Sterker nog : de regisseur kan niet genoeg beklemtonen hoe geniaal Wagner wel is. En wat we ook graag uit de mond van een hedendaags regisseur horen is : "Ik wil iets aansnijden dat episch, mythologisch en onverklaarbaar is". "Ik wil het idee onderzoeken dat we kijken naar de dromen en hallucinaties en visioenen van Moeder Aarde", zo legitimeert Kosky het feit dat hij zijn Ringproject laat beginnen met de wandeling over het toneel van een volledig naakte 82-jarige actrice. Ontzet door het apocalyptische visioen van de ineenstorting van de mensheid, bedwelmd door de veroveringsroes van het goud, begraaft Kosky's Erda het hoofd in haar handen. Dan pas stijgt de golvende Rheingold-prelude op uit de orkestbak. De wereldes ligt op zijn kant. Hij ligt er even zwartgeblakerd bij als de bomen die overeind bleven nadat duistere krachten in Maui “bosbranden” veroorzaakten. Welke duistere machten hebben de wereldes omgelegd? Het is duidelijk dat Kosky’s Ring een ecologische insteek zal krijgen.
De Rijndochters spelen verstoppertje in de oksels van de boom. Daar ontmoeten ze Alberich die zich door hen als een Cherubino laat kleden als een tranny in een kanten petticoat; de onbesneden kunstpiemel (te zien als een statement van de regisseur!) wappert uit zijn slip. Het rijngoud is vloeibaar en sijpelt uit de poriën van de es. Het blok goud dat Alberich bij zijn vervloeking van de liefde hanteert, lijken de hersenen van Erda te zijn. Christopher Purves is nog net slank en gespierd genoeg om dat op overtuigende wijze in zijn ondergoed te doen.
Het is een soort Britse landadel dat we in de tweede scène ontmoeten. De wereldes is nu toegedekt met een picknickdeken. Wotan, in rijlaarzen, lijkt klaar voor een partijtje polo. Very British allemaal. Er slingeren polohamers rond. Dat is handig wanneer je als Fafner je broer het hoofd wil inslaan. Of als je als Donner het zwerk in lichterlaaie wil zetten met een hamerslag. Kosky’s Wotan is verwaand en meedogenloos. Zijn speer is een verkoolde tak. Zelf draagt hij een soort oogprothese.
De scènewisselingen gebeuren telkens met gesloten doek, een onvermijdelijke consequentie van het eenheidsdecor van Rufus Didwiszus. Dat doet een beetje ouderwets aan. In Nibelheim wordt gezeuld met emmers van het vloeibare goud. De Nibelungen zijn kinderen met gezwollen hoofden in papier maché. Erda ligt met slangen verbonden aan een stoommachine die het vloeibare goud uit haar borsten perst. Ook dit is very British. Herinner u Wagners bezoek aan Londen in 1877. Onder de indruk van het havencomplex, zegt hij tegen Cosima: “Hier is de droom van Alberich in vervulling gegaan- Nibelheim, wereldheerschappij, bedrijvigheid, arbeid, overal de druk van damp en nevel”. Ook Wagners weerzin voor de industriële revolutie wordt door Kosky ernstig genomen.
Alberich eet smakelijk van zijn goud als was het caramelsiroop. De Tarnhelm verwijst naar Halloween met een half schedelmasker. Alberichs transformaties vermijden de anekdotische draak/pad-vermommingen. Telkens is het Alberich zelf die de beide bezoekers vanuit de boomholtes verrast. Een aardige bijkomstigheid van het vloeibare goud is dat Freia in bad zal gaan om zich met vloeibaar goud te laten bedekken.
De inzet van Erda als rode draad doorheen het stuk was uiteindelijk niet bijzonder effectief. Ex-model Rose Knox-Peebles is graatmager en in al haar kwetsbare naaktheid niet meteen een symbool van de genereuse overvloed die je van Moeder Aarde zou verwachten. Haar omhelzing van Wotan –een soort pas de deux in de spots- tijdens haar vocale interventie (met Wiebke Lehmkuhl zingend vanuit de coulissen) was dan ook niet zo ontroerend als de regisseur het wellicht bedoeld heeft.
De “Einzug der Götter” is als een ticker tapeparade van de goden naar het Walhalla. Een stortregen van glitter confetti in de kleuren van de regenboog daalt neer uit de toneeltoren.
Fysiek lijken Licht-Alberich en Schwarz-Alberich goed op elkaar. Christopher Purves’ Alberich viel zwakker uit dan wat ik had verwacht op basis van zijn debuut in Zürich. De stem klonk minder krachtig en hij leek mij minder scherp qua interpretatie.
Christopher Maltman klinkt niet altijd even helder maar stelt niet teleur. Het timbre lijkt mij verdonkerd met de jaren en hij zingt de partij als een lage bariton, met veel natuurlijke autoriteit. Hij weet de stem goed te plaatsen op alle momenten die ertoe doen en ze projecteert geweldig. Voor de Walküre-Wotan laat dit het beste verhopen.
Sean Pannikar was een fantastische Loge. Hij danste zich doorheen de partij als een speelse natuurgeest, vrolijk kakelend en met een aanstekelijke Amadeus-lach op de meest onverwachte momenten. Zoals hij een appeltje schilde tijdens het stresserende afscheid van Freia was hij goddelijk.
Insung Sims Fasolt was onevenwichtig met mooie momenten. Soloman Howard trof Fafner in al zijn brutaliteit. Goede prestaties ook van Katharina Konradi, Niamh O’Sullivan en Marvic Monreal als de Rijndochters.
Antonio Pappano, in zijn laatste seizoen als muziekdirecteur, was zondermeer fantastisch! Gelukkig mag hij de komende drie jaar terug postvatten voor dit adembenemend spelende orkest om de rest van deze cyclus te dirigeren. Dit was vitaal, beweeglijk, kleurrijk, spannend, aangrijpend. Alle orkestrale hoogtepunten wisten te overweldigen met een volle zinnelijke klank. Ik kan mij niet herinneren de klank ooit zo plastisch en ruimtelijk (in Dolby 5.1 veronderstel ik) te hebben ervaren in een bioscoop als dat het geval was in cinema Sphinx. De cinema-ervaring was ongetwijfeld een andere dan die in Covent Garden zelf maar daarom niet minder effectief. Vooral de afdaling naar Nibelheim was van een gekmakende grandeur ondanks de electronische aambeelden. Pappano’s tempi waren niet bepaald snel, zijn Rheingold klokte af op 2 u 27. Dynamisch en agogisch was dit zeer extreem gedifferentieerd, zonder de solisten in de problemen te brengen. De meeste muzikanten in de orkestbak hadden een geel T-shirt van de vakbond aangetrokken met daarop #fairpay, een heel ander soort confrontatie met het management dan we gewoon zijn vanuit Parijs.
Samenvattend : Barrie Kosky’s opmaat tot de Ring was een zeer degelijke, respectvolle enscenering met flitsen van Kosky-humor maar ze brengt uiteindelijk weinig nieuws. "Livestream en televisie HD van opera is één van de grootste catastrofes geweest”, verklaarde hij onlangs. Dat geldt zeker niet voor deze Rheingold. Voor Antonio Pappano dreigt deze Ring het zenit te worden van zijn carrière.