Auteur : Jos Hermans
Oorspronkelijk bedoeld voor Anna Netrebko onder leiding van Kirill Petrenko diende dit Festivalgala te worden afgevoerd ten voordele van een vervangprogramma met inderhaast uitgezochte artiesten. Intendant Benedikt Stampa noemde het een wonder dat het überhaupt kon plaatsvinden.
De cultuurwereld hoort te reflecteren over politiek en maatschappelijke evoluties. Het houdt een samenleving alert. Stelling nemen in een militair conflict hoort daar niet bij. Aan een conflict zijn er steeds twee kanten. Behalve dan in de visie van Peter Gelb die de gevierde sopraan, die twee decennia lang het uithangbord was geweest van de Metropolitan, na 24 februari vrijwel onmiddellijk in de ban sloeg : “Er was geen groot moreel dilemma of moeilijke beslissing te nemen”, zei hij. Waarop de cultuurwereld in een Kindergarten veranderde waarbij Russische artiesten hun loyaliteit aan hun president moesten afzweren en er een klimaat van russofobie ontstond dat zelfs de heetste momenten van de Koude Oorlog overtrof. Persoonlijk was ik dan ook verheugd in Baden-Baden geen Festspielhaus aan te treffen gehuld in het blauwgele schijnsel van de Oekraïense tweekleur. Er was geen nationale hymne te horen, wel veel Russische muziek. Dat heeft ongetwijfeld ook te maken met de jarenlange samenwerking met Valery Gergiev. De kans dat we hem ooit terugzien in Baden-Baden is bijzonder klein, nu hij door de Russische president wellicht geconsacreerd zal worden tot super-intendant van Bolshoi en Mariinski. Anderzijds durven we hopen dat er voldoende intendanten te vinden zullen zijn die de terugkeer van Anna Netrebko naar de West-Europese theaters zullen begeleiden.
Drie Oekraïense zangers, waaronder de heerlijke Liudmyla Monastyrska, waren uitgenodigd maar enkel Bogdan Volkov haalde het podium. Volkov, een geroutineerde Lenski, zong een voortreffelijke “Kuda, Kuda” (Eugen Onegin). Ik hoor het liever uitgevoerd met meer tenorale kracht. Vertwijfeling mag voor mij een iets krachtigere ontlading kennen. Anderzijds daalde hij af naar adembenemende pianissimi. Bariton Thomas Hampson mocht aftrappen met “O du mein holder Abendstern” (Tannhäuser). Hij is nog steeds de charmante heer die zijn voordracht voorziet van een intellectuele lading. De tijd lijkt nauwelijks invloed gehad te hebben op de stem. Die was nog verrassend goed, de stem is niet grauwer van timbre of onbuigzamer geworden, het stembereik toont geen gaten, de dictie van het Duits is vlekkeloos, de ernst zoals steeds een tikkeltje gechargeerd. In het patriottische duet uit “Il rival salvar tu dei...suoni la tromba” (I puritani) stond hij naast basbariton Luca Pisaroni en kregen we twee heel verschillende zangers te horen. Terwijl Pisaroni de zinnelijkheid van de Italiaanse school representeerde, articuleerde Hampson volgens zijn eigen regels, wat ook steeds interessant is zonder daarom voor een typisch Italiaanse bariton door te gaan. “La callunia e un venticello” (Il barbiere di Siviglia), was een toepasselijk keuze in deze tijden van fake news en oorlogspropaganda. Pisaroni kon er zijn gevoel voor humor mee demonstreren en grapjes uithalen met de dirigent. “Pace, pace, mio Dio” (La Forza del destino), had één van de paradenummers van de grote afwezige kunnen zijn. Saioa Hernandez kon die schoenen niet helemaal vullen. Daarvoor beschikt ze niet over het wonderlijke timbre van de Russin, noch over de beheersing van de registers. De afsluitende “Maledizione” maakten indruk maar wie werd er hier vervloekt? Sopraan Rachel Willis Sørensen, had “Glück das mir verblieb” (Die tote Stadt) nog nooit gezongen. Voor mij zong ze het met teveel stem. Dat is in Wagner zelden een probleem zoals ik twee dagen later zal vaststellen in de Frankfurtse Lohengrin. Katharina Konradi mocht afsluiten met Rachmaninovs “Vocalise op. 34/14”, niet bepaald een hoogvlieger van het lyrische repertoire.
Met de “Leonore ouverture nr. 3” kan een goed geoliede machine als de Berliner Philharmoniker, tonen hoe een orkest kan spreken met één stem. Ditmaal onder Andris Nelsons, één van de meest dwingende dirigenten die ik ken. Hoe datzelfde orkest volledig transparant blijft in de extreme fortissimi van de “Helse dans van Kosjtsjej” in De Vuurvogel, een stuk met geweldige dynamische contrasten, is een wonder en zeer spannend.
Voor de volgende Osternfestspiele staat “Die Frau ohne Schatten” op de affiche.