Het was uitkijken naar de eerste nieuwe productie van Verdi’s Forza del destino in New York in 30 jaar. Wij hadden goede herinneringen aan de aanpak van regisseur Mariusz Treliński en Boris Kudlička van de dubbelaffiche “Jolanta” en “De burcht van hertog Blauwbaard” (nu al weer wat jaren geleden): vernieuwend én intelligent. Anderzijds spreekt de cast van deze nieuwe Forza tot de verbeelding met Lise Davidsen in de rol van Leonora.
Wel, deze Forza is een aanrader.
Het is met Verdi altijd een beetje opletten. De kwaliteit van zijn muziek is soms té evident, om niet te zeggen bijna platvloers maakwerk. Dat probleem stelt zich echter voornamelijk in de werken uit de beruchte “anni di galera” waarin hij zich letterlijk als broodschrijver aan het werk moest zetten. Dat zijn dan weer titels die in het collectieve geheugen niet veel meer zijn dat dat: titels – “I Lombardi”, “Alzira” en zo meer. Het is daarom enigszins verwonderlijk dat een rijp werk als La forza del destino niet méér op de affiche staat. Toegegeven, de verhaalstructuur is niet onmiddellijk de meest toegankelijke, maar dat kan van Il trovatore ook, en nog veel meer terecht, gezegd worden. Is de muziek van La forza dan minder interessant? Wellicht knelt daar het schoentje. Il trovatore levert een parelsnoer aan bijzonder krachtige nummers. Die hebben als vanzelfsprekend hun weg naar de hitlijst van de Italiaanse opera gevonden, wat van La forza del destino – afgezien van de sinfonia – niet kan gezegd worden. Een andere vraag luidt of dit terecht is.
Laat ons zeggen dat zich een gemengd beeld opdringt. Er zijn enkele scènes die niet of amper boven het routineuze uit stijgen; niet direct Verdi’s meest geïnspireerde momenten. Maar anderzijds zijn er nummers van een ontroerende schoonheid waarin de ervaren vakman/bevlogen kunstenaar onmiskenbaar aan de oppervlakte komt. Zo de eerste aria van Leonora, die in zijn melodische rijkdom een geniale orkestratie mee krijgt; een kwaliteit die in Don Carlos al te merken viel en in Otello terug komt. Of het monnikenkoor in het tweede bedrijf: van een wonderlijke reflectieve eerlijkheid. En, ere wie ere toekomt, Yannick Nézèt-Séguin maakt van de sinfonia een heerlijke belevenis, vol verrassende details die je zelden te horen krijgt.
Deze Forza in New York ontsnapt duidelijk aan de vloek van het alledaagse. Over de vocale prestaties verder meer. De productie van Treliński is zeer het vermelden waard. Hij tilt deze opera boven het niveau van het overtrokken melodrama uit door aan de gedateerde noodlotstragiek een intrinsiek menselijke dimensie te geven: het noodlot is inherent aan onze genetica, aan de manier waarop wij nu eenmaal op bepaalde situaties reageren volgens de wijze waarop wij ineen zitten. 10 procent pech en 90 procent genetische determinatie. Dat gegeven kan perfect in een hedendaagse setting geplaatst worden, waar de roerige, crisisgeladen tijden die wij beleven stof leveren voor een culturele kaalslag waarin de personages zich moeten zien te redden.
Treliński slaagt er daarbij in de dramaturgische wetmatigheid van het evenwicht der tijdgewrichten (de tijd van het oorspronkelijke verhaal, de tijd van de compositie en de tijd van de productie) in stand te houden. Ik verklaar mij nader. In het 18de-eeuwse verhaal van Ángel Saavedra is het zo goed als ondenkbaar een herbergscène “uit de hand” te laten lopen buiten de normen van het fatsoen. Treliński’s herberg is een oord van decadentie dat model staat voor het gedrag van een militaire bezettingsmacht. Een aanvalsoorlog is nu eenmaal altijd gebaseerd op leugens en ander moreel verval, die leiden tot zelfbegoocheling bij de plegers; decadentie is het onvermijdelijke gevolg. De geschiedenis geeft ons daar voorbeelden legio van, die jammer genoeg in onze tijd prominent aan de orde zijn. Onze tijd. Anderzijds heeft hij het lef om bij het monnikenkoor en de lijdende en biddende Leonora een beeld van de Heilige Maria te projecteren, (overdadig) aangekleed als een processiebeeld: cultureel erfgoed uit het Italië waarin Verdi toen werkte.
En er is ook nog de filmregisseur Treliński die zich van bij aanvang laat opmerken door – naar operanormen – snelle scènewissels door te voeren met behulp van de draaiende bühne. Bijzonder efficiënt.
De cast van deze Forza is gemiddeld van zeer hoge kwaliteit. Over Lise Davidsen is het laatste woord nog lang niet gezegd, maar op haar 37ste nadert ze stilaan de piek van haar vocale mogelijkheden, en dat laat zich hier duidelijk voelen. Voor een goed begrip: met “de piek” bedoel ik niet een top en dan bergaf. Ik bedoel het professionele niveau dat maakt dat ze alle rollen in haar stemvak méér dan aan kan, en, gezien de perfecte techniek die ze beheerst, dat ze dat niveau nog behoorlijk lang zal kunnen aanhouden.
Een woordje over dat “stemvak”. Sinds zijn kennismaking met Giuseppina Strepponi (in Nabucco) heeft Verdi de rossiniaanse elegantie definitief achter zich gelaten voor de leidende sopraanrollen die een dramatische signatuur vertonen (er zijn er ook andere). Hij ontwerpt vocaal tragische maar bijzonder krachtige personages die precies door hun vocale energie de tragiek van de gebeurtenissen adequaat ten gehore brengen. Dat dat pure energieniveau hier essentieel is kan blijken uit het volgende: vergelijk La forza del destino met een opera van Donizetti die een gelijkaardige driehoek vertoont – vrouw (sopraan) met minnaar (tenor) die tegengewerkt worden door haar vijandige broer (bariton): Lucia di Lammermoor. Die twee sopraanrollen verschillen hemelsbreed; ze zijn absoluut niet inwisselbaar. Voor een Leonora heb je nu eenmaal een “kanon” nodig. Lise Davidsen komt daar helemaal aan tegemoet, óók dramatisch: ze speelt erg overtuigend, om niet te zeggen “dwingend”. Wat een aanwinst!
De rest van de cast werkt zo goed als even bevredigend. Tenor Brian Jagde (Alvaro) en bariton Igor Golovatenko (Carlo) maken hun aria’s en duetten helemaal waar. Ook de wat bijzondere – quasi komische rol van Fra Melitone wordt eervol verdedigd door Patrick Carfizzi. Toch twee bedenkingen bij de overige rollen. De zigeunerin Preziosilla kreeg de stem van Judit Kutasi mee. Ik vermoed dat zich daar wat intonatieproblemen voordeden; maar met zo’n vibrato is dat onmogelijk met zekerheid te zeggen… Ze acteerde wel overtuigend. Dat kan niet gezegd worden van Solomon Howard in de rollen van Leonora’s vader en Fra Guardiano. Simpel gezegd: een houten Klaas. En vocaal al niet beter: de stem mist snedigheid door een gebrekkige techniek. De omringende krachten zijn ons welbekend: koor en orkest van de Met zijn certitudes; daar valt niets op af te dingen.
Conclusie: een Forza om terug te zien en te horen.