Dat de Opéra de Paris Ivo van Hove’s bleke, nogal conventionele Don Giovanni na één seizoen reeds van de speelkalender zou nemen kwam niet echt als een verrassing. Van Hove liet zijn personages evolueren in een somber labyrinth van beton, een stedelijke omgeving waaruit alle leven was verdwenen. Claus Guth plaatst de handeling in een mysterieus, nachtelijk sparrenbos, geplaatst op een draaitoneel dat spectaculaire ruimtes creëert en door Olaf Winter vakkundig wordt uitgelicht. Het goede nieuws is dat de collusie tussen scenografie en acteursregie ervoor zorgt dat je je als toeschouwer geen seconde hoeft te vervelen. Noem het voor mijn part een masterclass.
Guths productie van Don Giovanni ontstond in Salzburg (2008), werd vervolgens opgepikt door Berlijn en Milaan en staat nu in Parijs. Van het “Haus für Mozart” naar “La Grande Boutique” is een grote stap en de productie vindt haar evenwicht niet helemaal in de grote akoestische ruimte van de Opéra Bastille. De klankmassa’s hebben de neiging om te verwateren en Claus Schmidts scenografische oplossing geeft de solisten weinig steun. Het resultaat is enigszins frustrerend : het orkest dat onder leiding van Giancarlo Rizzi zeer veel rekening houdt met de solisten, klinkt daardoor vaak underpowered.
De kapitale zin van waaruit Claus Guth zijn enscenering van Don Giovanni heeft ontwikkeld is de vraag van Leporello na het duel met de commandeur : “Wie is er dood. U of de oude?” Het is de oude, zo heeft Lorenzo da Ponte het gewild, maar de commandeur heeft zich, alvorens doodgeknuppeld te worden, nog kunnen weren en de belager van zijn dochter in de buik geschoten. De scène was tijdens de ouverture reeds te zien in slow motion. Ergo, het personage van Don Giovanni krijgt de urgentie van een stervende die beseft dat er nog weinig tijd overblijft en er niets meer te verliezen valt. Het plaatst zijn vitaliteit en mythische levensdrift extra in de kijker. Dat hij er niet meer in zal slagen om een verovering toe te voegen aan zijn uitgebreide catalogus wordt nu enigszins plausibel. Anderzijds hoeft hij van de regisseur geen suïcidale trekken te krijgen zoals dat in andere producties het geval is. Dit alles belet niet dat hij in de meeste scènes even vitaal aan het werk is als vanouds. Misschien dankzij het heroïnespuitje dat zijn knecht hem na het onfortuinlijke duel in de bovenarm heeft geploft.
De kern van Don Giovanni’s bestaan draait rond zijn ontembaar libido en de fascinatie die vrouwen daarvoor koesteren. Zowel mannen als vrouwen kunnen zich erin vinden en zo ontstaat een mythe. Over dat laatste laat Guth geen twijfel bestaan. Net zoals in de meeste producties van de laatste jaren zijn de vrouwen die rond Giovanni cirkelen geen slachtoffers. Zijn relatie met Donna Anna is duidelijk consensueel. Van verkrachting is geen sprake. Donna Elvira zal “Mi tradi quell’ alma ingrata” zingen met zijn hoofd in haar schoot, de handen besmeurd met het bloed uit zijn wonde. Later zal ook Donna Anna stiekem de handen vasthouden van Giovanni tijdens haar geveinsde liefdesverklaring aan Don Ottavio (“Non mi dir, bell’ idol mio”). Het bloed uit Giovanni’s wonde wordt zo een krachtig visueel symbool van de gehechtheid van de beide vrouwen aan hun verleider. Terwijl de Don Giovanni’s in de hedendaagse kunstwereld te kampen hebben met nietsontziende heksenjachten blijft de Don Giovanni-mythe in de opera nog steeds overeind, althans in deze productie van 2008. Zal de schandelijke #MeToo-agenda haar uiteindelijk aan het wankelen krijgen? Ook bij Van Hove bleven de twee vrouwelijke hoofdpersonages verslingerd op hun emotionele belager.
Als Donna Elvira in het bushokje wacht op een bus die nooit zal komen, is er dan geen sprake van de perfecte metafoor voor haar frustrerende relatie met haar libertijnse echtgenoot? Grappig is Don Ottavio, een gebrilde sympathieke nerd die voor elk probleem naar zijn mobieltje grijpt maar geen connectie krijgt in het bos. Zijn grootste onoplosbare probleem -zijn relatie met Donna Anna- zal hem stevig in vertwijfeling brengen. Geen champagne tijdens de champagne-aria maar bier uit een blikje van de groene bierduivel Heineken. Don Giovanni giet het uit over zijn hoofd : een echte bierkenner! Ook de volgende scène is erg geslaagd. Natuurlijk is het weer Don Ottavio die pech heeft met zijn auto. Rook stijgt van onder de motorkap, zijn onhandige interventie veroorzaakt meteen een kortsluiting. Op zulke momenten herinnert Guth eraan dat we naar een dramma giocoso zitten te kijken. Leporello is als een tweelingsbroer van zijn baas. Tijdens diens feestje choreografeert hij een nachtelijke rave. Ook dit is erg goed.
Het draaitoneel is vaak in beweging en de scènewisselingen zijn bliksemsnel. De naadloze overgang van het duet Zerlina/Masetto in de feestmuziek van de Don maakte grote indruk.
Soms priemen fraaie parallele lichtbundels door het gebladerte. Eén van de bomen heeft het eerste bedrijf niet overleefd en ligt afgebroken op de bodem door een blikseminslag. Het is het opstapje voor Elvira’s balkonscène en voor de serenade aan het venster dat er niet is. Elvira wordt geblinddoekt om met de intrige mee te kunnen gaan. Don Giovanni’s laatste avondmaal is een sober hapje dat wordt weggespoeld met bier. De commandeur graaft een graf voor de Don. Als hij uit de doden terugkeert in de oorspronkelijke tekst waarom dan niet als een Shakespeariaanse doodgraver? De stok die zijn knecht hem probeert aan te reiken, weigert Giovanni. Dat hij als stervende zijn morele straf met open vizier tegemoet ziet is niet meer dan logisch. Het stuk eindigt zoals de Weense versie d.w.z. zonder het moraliserende slotsextet dat Mozart in Praag lijkt te hebben toegevoegd om te ontkomen aan de censuur. Je vraagt je af hoe het nu verder moet met Don Ottavio en Donna Anna. Zal het bij één jaar uitstel blijven?
De B-cast werd aangevoerd door Kyle Ketelsen als Don Giovanni. Hij heeft alles in huis voor een goede Don Giovanni : de looks, een mooi timbre, een goed projecterende stem en hij kan over een bushokje klauteren. Ik zie het Peter Mattei van de A-cast niet meteen doen. Op zijn mooist klonk hij tijdens de serenade (“Discendi, o gioia bella”); het canzonetta “Deh vieni alla finestra” leek mij iets te weinig kleur te bezitten om met Peter Mattei te kunnen concurreren. Julia Kleiter als Donna Anna, aangekondigd als verkouden, haalde probleemloos alle hoge noten maar miste kracht in het dramatische “Or sai chi l‘onore”. Tweemaal zal Cyrille Dubois de zaal muisstil krijgen als Don Ottavio. “Dalla sua pace” kende mooie afdalingen naar piano maar moest het stellen zonder het heroïsch laten aanzwellen van de laatste frase zoals heldentenoren dat meestal doen. “Il mio tesore” kan hij voorzien van een fraai messa di voce dat past bij zijn mogelijkheden. Een talent om te volgen. Tara Erraught zong een soliede onopvallende Donna Elvira. Bogdan Talos als Leporello wist een krachtige cataloogaria af te leveren ondanks de niet superheldere stem . Talos was ook erg goed in de recitatieven.
Marine Chagnon als Zerlina beschikt over een goed projecterende stem met een fraai timbre. De twee zwakste stemmen kwamen van de A-bezetting. Guilhem Worms als Masetto en John Relya als de Commendatore. Relya heeft de diepte maar was moeilijk te verstaan.