Auteur : Jos Hermans
De New Yorkse première van “La Fanciulla del West” (1910) was een society event en een groot succes. Puccini beweerde dat hij en de uitvoerders vijfenvijftig keer teruggeroepen werden; dertig daarvan waren voor hem bestemd. La Fanciulla ontpopte zich tot een Californische goudmijn en bleef dat nog een hele tijd tot na de première. Het was de meest ambitieuze compositie die Puccini tot dan toe geschreven had. Het is niet onbelangrijk erop te wijzen dat Puccini zelf het zijn beste opera vond. Dat schreef hij op een moment dat hij alleen nog Il Trittico en Turandot zou produceren.
Niet alleen doet hij beroep op een groter orkest dan vroeger, hij gebruikt het ook op een meer vindingrijke manier, zijn harmonisch vocabularium is strakker en verscheidener geworden. De 34 maten lange ouverture die ons tracht te plaatsen in het Wagneriaanse, sprookjesachtige Wilde Westen is knap maar erg kort. In de sfeerschildering van het tweede bedrijf hoor je dat hij naar Debussy heeft zitten luisteren. Omdat de handeling verplaatst wordt naar een ongewone omgeving, het Amerikaanse Wilde Westen, kan Puccini ook gebruik maken van de volksmuziek. Het biedt hem de gelegenheid om de post-Wagneriaanse klankvloed van het orkest te doorspekken met brutale en barbaarse ritmische figuren. Zijn orkestrale virtuositeit komt het best tot uiting in de scène van het pokerspel, op het einde van het tweede bedrijf waar hij in een sfeer van onheilspellende intimiteit de spanning weet op te drijven tot een overweldigend hoogtepunt. Ander hoogtepunt is de lynch-scène uit het derde bedrijf. De muziek is er chaotisch, koortsachtig, vol agressieve accenten, kreten en lawaai. Heeft Puccini hier een eerbetoon willen brengen aan Wagners Götterdämmerung, gezien de gelijkenis met de jubel van de jagers die nog meer opgewonden raken door Hagens kille woede?
Overigens, werpt Wagner, de componist die Puccini boven alle anderen vereerde, zijn schaduw niet over de hele Fanciulla? Guy Cogeval vindt van wel : “Johnson, de edelmoedige bandiet die achtervolgd wordt door de hardnekkige haat van de maatschappij, doet ons onweerstaanbaar denken aan Siegmund; wanneer Minnie Johnsons ware identiteit ontdekt, klinkt de manier waarop de bandiet zich beroept op de erfenis van zijn vader als een echo van de wanhopige dwaaltocht van Wagners held uit Die Walküre. Zo kan de onweerstaanbare manier waarop Minnie zich, al vanaf het eerste bedrijf, tot Johnson aangetrokken voelt, ook gezien worden als het herkennen van een verborgen en noodlottig tweelingschap, zoals dat van Siegmund en Sieglinde zich gaandeweg bewust worden. Maar vooral: in naam van de hartstochtelijke liefde verloochent Minnie haar morele opvattingen, liegt ze tegen haar vrienden, speelt zij vals bij het kaartspel en bedriegt zij de gemeenschap waarvan zij deel uitmaakt, zoals Brünnhilde die tegen het noodlot ingaat en weigert Wotan te gehoorzamen wanneer haar hart eindelijk Siegmunds wanhoop vat.”
Met “La fanciulla del West” werd Puccini zowat de Sergio Leone van het operabedrijf en Fanciulla een soort voorloper van de Amerikaanse musical. Is dat een geldige reden om het werk vandaag –zeker in Europa - zo weinig te spelen? Make no mistake, Fanciulla is geen tweederangswerk binnen de Puccini-canon ook al heeft het maar één uitgesproken aria, de tenoraria “Ch’ella mi creda libero e lontano” waarmee de bandiet Johnson/Ramerrez zich van de strop redt in de laatste 10 minuten van het stuk. Met Fanciulla slaat Puccini’s gebruik van de stem resoluut de richting in van een veralgemeend quasi-parlando. Puccini moet zich goed bewust geweest zijn dat zijn opera niet op dezelfde manier zou onthaald worden als zijn andere opera’s. Tijdgenoten noemden het werk reactionair, de eeuwige poseur Igor Stravinsky beweerde zelfs dat het een paardenopera was voor de televisie.
“Het is ergerlijk dat zoveel commentatoren van La Fanciulla weeklagen over het gebrek aan aria’s en mopperen over de bedenkelijke kwaliteit van de melodieën, alsof dit werk een mislukte Tosca was. Deze opera bevat een overvloed aan melodieën, maar Puccini maakt ze ondergeschikt aan de karakterschetsen en aan het beschrijven van de handeling. Wie tijdens de voorstelling enkel naar de stemmen luistert, zal de interessantse bron van melodieën missen, met name het orkest.” vindt William Ashbrook.
at de handeling betreft mag het duidelijk zijn dat Puccini’s wens centraal staat de wereld van de broze heldinnen en breekbare vrouwtjes de rug toe te keren. Puccini’s uitbeelding van het Amerikaanse pioniersleven is trouw aan de historische realiteit en Minnie, de maagdelijke bijbellerares die haar eerste kus krijgt van een bandiet die zijn whisky aanlengt met water, is de essentie van al die heroïsche Amerikaanse pioniersvrouwen die met een koekepan, beddegoed en de familiebijbel de wijk namen naar het land van belofte. Puccini’s opera vat het Californië van die dagen samen in een notedop: er leven slechts twee vrouwen in de stad: de ene is de Maagd van het Saloon, de andere, Nina Micheltorena, is een vrouw van lichte zeden. De goudzoekers worden afgeschilderd met al hun onwetendheid, brutaliteit en heimwee. Maar de mannen zijn authentiek, met hun heimwee, hun wanhoop en hun woede, en hun respect voor deze deugdzame vrouw die met een wapen kan omgaan, poker kan spelen en waakt over hun goud en haar lichaam.
Sterker heb ik het eerste bedrijf nooit gezien. Het chips etende jongetje dat getuige is van een hanging is het zoontje van Wowkle en Billy Jackrabbit. Hangings lijken te horen bij het dagelijkse geweld in de buurt van de Polka Saloon en Lydia Steier laat ons soms door de ogen van het kereltje naar het stuk kijken. Hij zal de actie ook proberen te sturen zoals wanneer hij de achtervolgers van Dick Johnson de verkeerde kant opstuurt. Alle scènes met de door goudkoorts bezeten cowboys zijn levendig geregisseerd, de vechtscènes incluis. Jack Wallace zingt zijn heimatlied dalend vanuit de toneeltoren, geflankeerd door twee vrouwelijke acrobaten hangend aan een circusring. Cowboys in lichtgevende pakken versterken het Las Vegas gehalte van de show. Erg mooi, erg kitscherig, erg Amerikaans. Wie zei ook weer dat het stuk niet Amerikaans genoeg was?
Michael Volle beheerst de scène met een verbluffende macho coolness, lurkend aan menige sigaret. De kleine brandjes laat hij zichzelf oplossen, voor de grotere laat hij zijn autoriteit gelden met gebiedende stem. Die projecteert geweldig goed en zijn melodramatische uitbarsting “dit goud is het enige dat mij nooit bedrogen heeft en dat zou ik nu voor één kus van jou allemaal opgeven” spiegelt zich in Minnie’s lied over haar jeugd in Soledad.
De spanning tussen de sheriff en de met poëzie en dans verleidende bandiet is reeds in het eerste bedrijf te snijden. Dick Johnsons verleidingspogingen monden niet uit in de geijkte romantische aria van een liefdesduet maar Marcelo Alvarez toont hoe efficiënt Puccini’s nieuwe stijl wel kan zijn. Stephan Rügamer als de drag queen Nick, op hoge hakken, met rode pruik en een mannelijk klinkende stem, is goddelijk. Het is een geweldige partituur die zich inmiddels heeft ontvouwd en dan moet het beste nog komen.
Het ijzersterke tweede bedrijf is de emotionele rollercoaster die het behoort te zijn. Minnie’s hut heeft de contouren van een geopende briefomslag. De driehoek bovenaan is het piepklein zolderkamertje waar de bandiet zich zal verbergen. Het lijkt uitgehouwen in een rots, een rots die zich weldra zal transformeren tot een videowall. De nietige hut, 2 meter op 5 meter ruw geschat, lijkt nu te zweven binnen een canvas van sneeuwvlokken, die gelijke tred houden met de grote emoties binnenshuis. Alvarez gaat op de knieën tijdens de confessie van zijn levensverhaal en vult de zaal met zijn indrukwekkende Latijnse tenor. Op dit punt aangekomen zou hij zowat iedereen kunnen overtuigen van om het even wat.
Met zijn bitter en vergiftigd hart begint de gefrustreerde sheriff te grossieren in sadisme maar het is een sadisme dat door Volle zo goed gedoseerd is dat je toch met hem meeleeft. Je moet verdomd goed geconcentreerd zijn om alle kostbare details op te merken die Massimo Zanetti en de Staatskapelle Berlin naar boven spitten zoals de bitonale pizzicati van de harpen die het druppelen van het bloed van de gewonde Johnson verraden. Tijdens het pokerspel dat volgt valt de orkestbegeleiding bij momenten terug tot een bijna onhoorbaar ritmische paukenroffel. Wanneer Rance halfweg het pokerspel de cruciale vraag stelt “Maar wat heeft hij dan dat je zo van hem houdt ?” pareert Minnie met “En wat zie jij in mij ? “ Er komt geen antwoord en de spanning is te snijden. Hij verliest, pakt vliegensvlug zijn jas en verdwijnt, terwijl Minnie een uitzinnig “E mio” krijst dat aan Scarpia herinnert. Ook Anja Kampe zingt een sterk tweede bedrijf. Puccini rondt af met een set van de meest verwoestende akkoorden uit zijn trukendoos. Nooit mist Puccini een grote finale.
Het korte derde bedrijf kan de spanning nog een half uur aanhouden tot aan zijn bittere happy-end. Een windmachine zorgt voor de overgang. De videowand jaagt minutenlang sneeuwvlokken tegen ons netvlies om te bekomen. Een eenzame wolf is te ontwaren in de verte. Het kind is nu helemaal verward en schudt het hoofd. Er volgt een orgie van geweld waarbij de kampeerwagen van de Polka Saloon en twee cowboys in de fik gaan. De jaloezie van de sheriff is nog steeds niet geblust. Met een baseball bat dreigt hij de benen te breken van zijn rivaal. Dick Johnson mag zijn vintage Puccini aria oude stijl afsteken alvorens hij van de strop wordt gered door Minnie. In het kader van Puccini’s nieuwe stijl is het bijna een showstopper. Het finale happy end is klassiek met het paar dat hand in hand de Californische zon tegemoet treedt.
Massimo Zanetti heeft zowel oog voor de fulminante romantisch golf die bij momenten door het orkest rolt als voor de kleur en kostelijke details van deze boeiende partituur die de Staatskapelle trefzeker naar boven spit. Er zijn van die avonden in het theater dat alles juist zit, dat al het gespeelde waarachtig lijkt en de partituur met maximaal effect in de zaal wordt geslingerd voor ons, hongerige kunstwolven. Grazie al maestro Puccini per la meravigliosa serata!