U hebt heel verschillende rollen gezongen, maar het zwaartepunt lag altijd bij het Duitse vak.
Ja, mijn stem is een zeer Duitse stem. Natuurlijk zong ik veel Italiaanse opera's, maar wel in een tijd dat ze nog in het Duits werden gezongen. Dat was toen aanvaardbaar. In het internationale operacircus zou ik nooit een Italiaanse opera durven zingen. Hooguit "Macbeth" en "Turandot", die buiten het terrein van bel canto liggen. Trouwens, er zijn genoeg Duitse opera's die ik kan zingen. En daar voel ik me gewoon meer op mijn gemak. Ik kan ook Franse muziek zingen, en vooral Slavische muziek.
U hebt altijd rollen gekozen die u ook op acteergebied veel mogelijkheden boden.
Maar ook daar moet ik er altijd op wijzen: We kunnen allemaal praten, maar het gaat erom hoe we een woord benadrukken. Als je kunt zingen, zoals ik, dan hangt het er ook vanaf wat je met het zingen doet. Het hele zingen is voor mij volkomen zinloos als de taal en de vertolking niet op de voorgrond worden geplaatst. Daarom vind ik zingen voor de plaat, bijvoorbeeld, compleet saai. Het zijn de woorden die tellen! Opera wordt pas interessant wanneer de zang, dat wil zeggen de muziek, wordt verhevigd met de expressie van het woord en met de uitbeelding. Dit is de enige manier om de componist recht te doen, als dat al mogelijk is.
Uitdrukking en vertolking. Is dat bij u een technische berekening, een berekend effect of een uitdrukking van innerlijkheid?
Het is beide. Natuurlijk, na zoveel ervaring, weet je wat je doet en hoe het werkt. Maar natuurlijk komt het ook van binnenuit. Je moet in principe de hele avond met je rug naar het publiek toe kunnen zingen, en het publiek moet aan je rug kunnen zien wat er normaal gesproken in je gezicht te zien is aan uitdrukking. Astrid Varnay of Martha Mödl waren twee zulke artiesten. En dat is ook mijn ideaal. De houding bepaalt de uitbeelding van een personage. En dat houdt het publiek geboeid. Natuurlijk zijn er rollen waar alleen staan niet voldoende is, niet elke rol is zo dankbaar.
Houding was één van de principes van Wieland Wagner's regie. De rol teruggebracht tot één enkele houding als de essentie van een rolopvatting, dat was zeker het doorslaggevende wat u van hem leerde.
Dat is helemaal juist, alleen deze houding staat variaties toe, natuurlijk. Maar een houding aannemen, een houding in spanning, dat was iets wat je van Wieland kon leren, als je daartoe in staat was. Niet iedereen kon met hem mee. Hij was geïnteresseerd in het letten op kleine dingen. Kleine veranderingen in het lichaam brengen de grote verschillen in expressie. En dat kan ik vandaag nog steeds ter harte nemen in elke rol, bij elke regisseur, dat is, zo u wilt, het grote geschenk dat Wieland me gaf in de zes jaar dat we samen leefden en werkten.
Als je kijkt naar het Bayreuth van vandaag, is het iets anders dan het Bayreuth van toen ...
Ik kijk niet naar het Bayreuth van vandaag! Sinds Wielands dood ben ik nooit meer in Bayreuth geweest. Ik kan en wil niets zeggen over het Bayreuth van vandaag. Ik neem er afstand van. Ik wil me ook niet bezighouden met het Bayreuth van vandaag, al was het maar vanwege de festivalleiding. Hoewel ik tegenwoordig goed met Wolfgang Wagner kan opschieten, maar dat was 30 jaar lang wel anders. Er was altijd vijandigheid. Godzijdank, is dat nu opgelost. Maar het is een totaal andere wereld, of dat goed of slecht is valt nog te bezien. Maar Bayreuth is voor mij gestorven met Wieland Wagner.
Wat was het dat het Wieland tijdperk onderscheidde?
Je kunt het niet in één woord beschrijven. Het is zoals met alle grote persoonlijkheden. Je stapt een kamer binnen en weet niet echt waarom je naar deze persoon kijkt en niet naar een andere. Hoe moet men genialiteit definiëren? De daden zijn doorslaggevend. Maar helaas is er vandaag nauwelijks iets te zien van Wieland, er is bijna niets gedocumenteerd. Enerzijds vind ik dat erg jammer, want belachelijk genoeg zijn er zoveel documenten van veel minder belangrijke mensen, alleen niet van Wieland. Aan de andere kant is het misschien maar goed ook, want het idee van iets speciaals is opwindender dan de ingeblikte versie ervan. Als je naar een plaat van Schaljapin luistert, ben je ook teleurgesteld. Maar wat stel je ja al niet voor bij het horen van die naam! Wat Wieland betreft, zijn magie is onbeschrijflijk. Natuurlijk, zijn tijdperk leefde ook van vele uitstekende zangerpersoonlijkheden. Die zijn er ook niet meer. Natuurlijk zijn er technisch gezien veel betere zangers dan toen, maar de persoonlijkheden op het toneel kunnen niet worden vervangen, en die ontbreken vandaag.
Is er iets dat Wagner-zang onderscheidt van andere zang ? Wat is er zo bijzonder aan Wagner, vanuit het gezichtspunt van een Wagner-zanger ?
Er is één zeer doorslaggevend verschil met andere soorten zang, het belang van de taal ! Waar anders is het zo belangrijk? Men let alleen op de geluidskwaliteit, op de cantilenen, de belcanto lijn, zodat het mooi klinkt en CD-kwaliteit heeft. Maar met Wagner, is het woord elementair. Het is het woord dat telt. Wie durft het zo te zingen? Wieland heeft altijd een rol gecast volgens de maatstaf dat de stijl van het woord werd begrepen en uitgevoerd, heel pretentieloos, zonder op te scheppen met de stem.
Hoe was het om met Wieland te werken ? Hoe heeft hij gerepeteerd? Heeft hij voorgespeeld, of heeft hij geprobeerd u een karakter, een houding, een interpretatie met woorden duidelijk te maken ?
Jammer genoeg heeft hij regelmatig voorgespeeld. Dat was altijd een ramp ! Hij was een vreselijk acteur. Maar hij vond het altijd leuk om te doen en het was altijd erg gênant. Hij was echter een uitstekend uitlegger en vertaler van Wagners taal, die een normaal mens niet noodzakelijk verstaat. Hij was in staat Wagners stafrijmen te vertalen in vanzelfsprekend, modern Duits en de personages volkomen aannemelijk te maken, zodat wij ze onmiddellijk konden vertalen in scenische vorm. Dat was nogal ongewoon. Wat hem uiteindelijk zo voortreffelijk maakte, kan ik niet verklaren. Er zijn regisseurs die beter kunnen voorspelen. Maar ik denk dat dat gevaarlijk is, want men imiteert gemakkelijk.
U bent ook een sterke persoonlijkheid op het podium. Had u niet vaak problemen met hulpeloze of onervaren regisseurs of met degenen die u in een korset wilden dwingen ?
Ik heb nooit problemen gehad met grote regisseurs, met getalenteerde regisseurs. Niet met belangrijke in ieder geval. Maar wat problematisch is, zijn die middenklasse regisseurs die altijd alles beter weten of die zich alleen maar vastklampen aan wat de acteur brengt, onder het motto: Doe iets, bied maar aan! Ik haat dat. Ik heb me altijd strikt gehouden aan wat de regisseur zei, of zijn naam nu Noelte was of Luc Bondy of Klaus Michael Gruber of Bob Wilson. Natuurlijk, soms doe ik zo'n repetitiewerk drie weken lang helemaal contre coeur en zeg ik tegen mezelf, wat is dit allemaal voor onzin, maar dan komt plotseling de verlichting en kan ik ermee leven en het vertalen met mijn eigen middelen.
Hebt u er spijt van dat u geen grote platencarrière hebt gehad, zoals zoveel jonge zangers tegenwoordig ?
Nee, ik ben een vijand van de grammofoonplaat. Ik bezit er geen, zelfs niet mijn eigen. Ik luister niet naar tapes of kijk niet naar video's. Ik luister soms naar de radio in de auto. Maar ik hou niet van ingeblikte muziek, zeker niet van studio opnames. Er is niets spontaans meer aan. Ik ben echt niet verdrietig dat ik geen platencarrière heb gehad. Waar ik echter verdrietig over ben, is dat ik in de bloei van mijn jaren, zoals men zegt, geen verlangens meer heb omdat ik alles heb kunnen doen waarvan ik heb gedroomd. Dat is een groot probleem voor mij, op deze leeftijd toch altijd in crisis te verkeren om mezelf de vraag te moeten stellen: Is dat alles wat er is? Wat komt er eigenlijk nog? Er is echt bijna niets meer dat ik in het theater nog zou willen doen.
Het klinkt alsof u plotseling zou kunnen stoppen met zingen zonder met een traan in de ogen achterom te kijken.
Ik kijk alleen nog maar terug, want mijn theaterleven heeft eigenlijk opgehouden écht te zijn met de dood van Wieland Wagner! Maar zonder een traan in mijn oog! Ik doe nog steeds veel dingen, en met plezier, ook met geweldige mensen, maar ik put nog steeds uit deze tijd met Wieland. Dat was mijn leven. Helaas was het al voorbij toen ik zesentwintig was. Dat is de tragedie van mijn leven. Daar moet ik me bij neerleggen. Het was vooral de artistieke symbiose die we zijn aangegaan die ik koester. Niet zozeer het privé-leven, want het leeftijdsverschil tussen ons was zesentwintig jaar. Ik weet niet of dat eeuwig zou hebben geduurd. Maar de zes jaar dat we samen waren, waren erg gelukkig. Maar we hadden elkaar nodig en vulden elkaar artistiek aan. Dat was het beslissende ding. Hij zag in mij het ideaal dat Richard Wagner misschien ook voor ogen had, dit jonge meisje in deze rollen. Het was nog nooit voorgekomen en later ook niet, dat iemand een Isolde zong op zijn twintigste en een Senta op zijn negentiende, zoals ik deed. Dat was de vervulling voor Wieland. En voor mij was het de voldoening dat iemand mij daarvoor opzocht en het me toevertrouwde. We hadden elkaar allebei nodig, en dat is iets unieks in een leven. Daarom waren deze jaren zo vormend, op een manier die ze privé misschien niet waren.