Dit keer recycleer ik een groot deel van mijn recensie van de live stream van de Bayerische Staatsoper van 2022. De reden van mijn bezoek aan het huis aan de Isar is de superieure cast en dirigent vergeleken met de première. Wat op het toneel te zien is, is nog steeds één grote leugen maar het geluid dat uit de orkestbak en uit de kelen van solisten en koor komt is een belevenis van de eerste orde. Ondanks de ridicule enscenering reageerde het Münchense publiek met een staande ovatie. Ik mag hopen dat de Bayerische Staatsoper daar niet de verkeerde conclusies uit trekt.
“Waarom zijn mensen zo dom om te willen dat iemand hen verlost, vooral in deze tijd?”, meent regisseur Kornél Mundruczó. Volgens hem zijn het geen buitenaardse krachten maar de mensen zelf die hun charismatische leiders kiezen uit de eigen rangen. Dat is zeker zo, maar daar gaat deze romantische opera niet over. De regisseur beseft ook zeer goed dat de muziek een ander verhaal vertelt. Het belet hem niet om de “problematische handeling” van het stuk te lijf te gaan door de betekenis van de meeste personages op zijn kop te zetten. Het resultaat is vlak, zelden boeiend, deels geforceerd. Het is een slap concept dat leidt tot een armzalige enscenering, zoals steeds een voorspelbare uitkomst bij regisseurs die niet in Wagner geloven. Wagner “niet willen” ensceneren is het dilettantisme voorbij en is hoogst problematisch.
Lohengrin wordt door Wagner gesitueerd binnen het klimaat van een dreigende oorlogssituatie. Helaas, voor onze regisseurs zijn bepaalde vormen van oorlog een taboe. Zij vrezen te worden meegezogen in het moreel onverdedigbaar gewaande moeras van de componist. Heinrich der Vogler werd beroemd als de vereniger van de Germaanse staatjes van zijn tijd. Helaas was hij ook één van de idolen van Adolf Hitler. En dus weten de meeste regisseurs die Lohengrin vandaag trachten op te voeren niet wat ze met Heinrich moeten aanvangen. Veel producties nemen dan hun toevlucht tot abstractie om de historische feiten te verbergen. Door de oorlogsretoriek en de expressie van nationaal bewustzijn in Lohengrin onder de mat te vegen denken ze wellicht zich moreel te verheffen boven de intenties van de componist. Het is een combinatie van lafheid en hypocrisie en het leidt keer op keer tot artistieke miskleunen. Zo ook hier.
Koning Heinrich is weer eens een zwakke heerser, die alles kritiekloos gelooft uit zijn omgeving, terwijl het juist een teken van sterkte is dat hij voor iedereen een luisterend oor heeft en God laat beslissen in een zaak die zijn oordeelsvermogen te boven gaat. Mundruczó’s Heinrich heeft niks van een koning, zelfs niets van een chiro-leider. Het is een balorige grapjas op sneakers.
We leren dat Ortrud geen eendimensionale heks is maar de meest menselijke figuur in het stuk. Ze heeft ook gelijk wanneer ze weigert eer te bewijzen aan een nieuwe God. Mundruczó vindt haar zelfs sympathiek, ondanks de “furchtbare Grossartigkeit” en de “entsetzlicher Wahnsinn” van dit exemplaar van de vrouwelijke politica die Wagner zo afstotelijk vond. Elsa is een getraumatiseerd persoon. Ze weet niet hoe ze aan de verdenking van moord kan ontsnappen en ze weet niet wat haar overkomt als plotseling haar redder (“aus Glanz und Wonne”) voor haar staat.
De prelude laat een gedeprimeerde menigte zien, zittend op twee heuveltjes onder een boom, het hoofd gebogen en uniform gekleed in pastelkleurige sweat shirts en spijkerbroeken. Ortrud zelfs in een joggingpak. Niemand in de zaal is slechter gekleed dan de massa op het toneel (kostuums : Anna Axer Fijalkowska). Wie is deze massa? En wat doet hen rechtveren wanneer het eerste crescendo opstijgt uit de orkestbak? Het is meteen de eerste scène die zich voltrekt in een absoluut vacuüm. De aankomst van de zwaan omzeilt de regisseur handig door het selecteren van Elsa’s redder uit de eigen rangen. Het tenenkrommend moment van het eerste bedrijf is het duel dat wordt uitgevochten met twee vonken spattende haakse slijpmachines!
Een renaissanceportaal met balkon en massief eiken deur, geflankeerd door twee straatlantaarns en gehuld in rood sfeerlicht, is het kader voor het wraakduet van het tweede bedrijf. Het volk dat minutenlang in doorzichtige plastic regenmantels een onzichtbare trap omhoog stapt is eerder opdringerig maar verschaft een mooi beeld. Het intrigantenpaar krijgt weinig profiel, het duet is zwak geregisseerd maar Martin Gantner en Anja Kampe weten het op te tillen tot het eerste hoogtepunt van het tweede bedrijf. Vanaf nu zullen de hoogtepunten zich aan elkaar rijgen bijvoorbeeld wanneer Elsa en Ortrud een jointje roken tijdens hun onaards mooie duet “Es gibt ein Glück”, congeniaal ondersteund door het orkest.
“Macht Platz! Der König naht!” door vier knapen (Tölzer Knabenchor) vanaf het balkon laten zingen was een aardigheidje. “Gesegnet soll sie schreiten” wordt geen processie maar een viering met rode slingers hangend vanaf het balkon en vanuit de 26 geopende ramen. Mij deed het aan nazi-kitsch denken. Elsa krijgt een trouwkleed met vleugels als een gouden vlinder die ze als een keurslijf terug afsmijt bij het begin van het derde bedrijf. Met lippenstift tekent ze een vraagteken op haar borst.
Slechts éénmaal zijn Elsa en Lohengrin alleen maar uitgerekend nu laat de regisseur het koor toekijken. Hoe irritant-redundant zijn de reacties van Telramund wel niet tussen het in de “bruidskamer” aanwezige koor. Hij wordt het slachtoffer van een collectieve steniging: de groepsdynamiek is niet te stoppen, zo lijkt de regisseur te zeggen. Hoe geweldig de fanfares ook klinken (en ze klinken nu ook vanaf het hoogste balkon in de zaal) ze verdwijnen in het ijle omdat ze geen betekenis hebben bij gebrek aan de militaire context. De reusachtige meteoriet die tijdens de graalsvertelling vanuit de toneeltoren naar beneden daalt is dan toch weer gelinkt aan het buitenaardse. Het lijkt wel een UFO die Elsa meeneemt naar Montsalvat nadat het volk, Lohengrin incluis, onder de ogen van de jonge Gottfried, “Schützer von Brabant” (“Führer” volgens de ondertiteling), is bezweken.
Benjamin Bruns is precies wat je van een Lohengrin verwacht. Mooi, viriel timbre, vlekkeloze dictie, en interpretatief sterk met alle vereiste accenten in “Das süsse Lied verhallt” en “Höchstes Vertrauen”. Het gaat hem allemaal gemakkelijk af en hij haalt het einde zonder problemen. Rachel Willis-Sorensen als Elsa scoort in het eerste bedrijf al met onverwachte klankschone momenten. De stem is zeer gefocusseerd waardoor ze zelfs in stille passages moeiteloos te horen is. Ze leidt de grote finales met het koor. Met haar warme sopraan en haar prachtige, erg zinnelijke dramatische uithalen manifesteert ze zich als een ideale Elsa. Ook Martin Gantner zingt een quasi ideale Telramund. Dit was een zeer doorleefde vertolking en zijn tekst was waanzinnig goed gearticuleerd. Dat hij een nog grotere indruk achterliet in Zürich (Homoki, 2017) zal te wijten zijn aan de intimiteit van het huis want de stem projecteert niet altijd voldoende. Anja Kampe als Ortrud was goed bij stem. Het duet met Telramund bleef gespaard van de lelijke registerovergangen die haar voordracht vaak ontsieren. Haar laatste hysterische interventie (“Fahr heim!”) had ze goed onder controle. Je hoort het vaak veel chaotischer. Mozartspecialist Andrè Schuen heeft een gecultiveerde bariton maar lijkt met het correcte articuleren van Wagner nog niet geheel vertrouwd. Ryan Speedo Green zingt Koning Heinrich met een weinig helder mollentimbre en de veronachtzaming van de medeklinkers maakt zijn voordracht er niet beter op. Hij is ook geen bas.
Het koor was fantastisch. Dynamisch was dit zeer gedifferentieerd : bijzonder sfeervol in de stillere passages, beheerst maar met volle effect in de fortes, doorzichtig en nooit schreeuwerig. “Gesegnet soll sie schreiten” en “Welch ein Geheimnis” waren echte hoogtepunten.
Het is met een ongelooflijke beheersing dat de Wagner-ervarene Sebastian Weigle de prelude naar zijn climax leidt. Het koper blijft beheerst, wordt nooit schreeuwerig of vulgair. Onder zijn leiding houdt het Bayerisches Staatsorchester deze verbluffende demonstratie van totale controle moeiteloos vol. Bijvoorbeeld in de opbouw van de fanfares van het tweede en derde het bedrijf of in “Es gibt ein Glück” en het daaropvolgende intermezzo. Steeds is de balans met de solisten perfect.