Auteur : Jos Hermans
Het beeldentheater van Romeo Castellucci is een cryptische Wunderkammer. Het is nooit narratief noch illustratief. Het wil zelfs geen betekenis communiceren maar een onmiddellijke, gevoelsmatige impact hebben op de toeschouwer. Niet zelden levert dat verbluffende beelden op, vaak verstrikt in onontwarbare raadsels. Geheel terecht wordt de tovenaar van Cesena wel eens met David Lynch vergeleken: wat je niet kan begrijpen (en zelfs niet hoeft te begrijpen) kan toch een hevige gevoelsreactie uitlokken, ja zelfs een onuitwisbare indruk nalaten. Het heeft dan ook geen zin het theater van Castellucci anders te bekijken dan de maker het heeft bedoeld.
Met Das Rheingold bewijst Castellucci dat hij meer is dan de postmoderne kwakzalver voor wie zijn tegenstanders hem houden. Hij deconstrueert niets, hij levert zelfs één van de meest tekstgetrouwe lezingen af die er al van het stuk te zien waren. Dit keer dus geen “rebus-theater” met extreme raadsels die smeken om een oplossing maar een lezing die het cerebrale inruilt voor de zinnelijkheid van een theater à la Jan Fabre.
Castellucci, van oorsprong beeldend kunstenaar, is geen acteursregisseur. Dat wil zeggen dat de handeling op het toneel nooit zal boeien door de bewegingsdramaturgie van de personages maar uitsluitend door hun interactie met de plastische omgeving. Dan loert het risico op verveling al snel om de hoek. Het goede nieuws is dat hij dat voorbeeldig heeft opgelost met een aantal goed werkende truuks. De Rijndochters heeft hij verdubbeld met drie danseressen die hij eenvoudige choreografische bewegingen laat uitvoeren (choreografie: Cindy van Acker) terwijl hij Alberich immobiliseert door hem vast te ketenen aan een zwevende balk, een niet ongeschikte metafoor voor de last die hij meedraagt van zijn afstotelijkheid. Zijn latexkostuum laat daarover geen twijfel bestaan. De reuzen immobiliseert hij op een sokkel terwijl hij de goden op het toneel tijdelijk laat overnemen door playbackende kinderen. Loge zit vol grappen en truuks. Hij komt op als een Prometheus met een vlam in de handpalm die vervolgens een prothesearm blijkt te zijn. Hij doorbreekt de vierde wand met knipoogjes naar het publiek en entertaint met goocheltruuks. Tot het arsenaal van zijn grappen behoort ook het storten van zwarte inkt op de iconische portretten van de gehelmde wagnerdiva’s Birgit Nilsson en Astrid Varnay, een niet mis te verstane kritiek op het letterlijke, illustratieve theater van de wagnertraditie waar de Castellucci-formule zich heftig tegen afzet en dat gemakkelijk als een vorm van blasfemie kan worden begrepen. “Pas met de geniale visioenen van Adolphe Appia bereikte Wagners theater voor het eerst zijn unieke potentieel”, zegt de regisseur in het programmaboek.
Hij citeert ook uit eigen werk : zwarte inkt was een met zonde verbonden attribuut in “Moses und Aron”. Goud is een ander terugkerend pigment. In Salome was het een symbool van bijbelse decadentie. Hier is het de grote betekenisgever van de hele Ring: “goud absorbeert het seksuele verlangen en alle andere verlangens”. En Eros speelt geen verstoppertje in het werk van Castellucci. De halfnaakte krijgers van de schoonheid in Tannhäuser waren veel erotischer dan de muffe Venusberg-choreografie die je gewoonlijk te zien krijgt. En dus zijn de Rijndochters naakt, de huid ingesmeerd met goudverf: “Ik vind het buitengewoon dat Wagner het begin van zijn grote verhaal op het nulpunt plaatst. De eerste energie die verschijnt is sexuele energie.”
De tweede scène toont de goden uit evenwicht, temidden van hellenistische bas-reliëfs. De bolle, komische kronen op hun hoofd hadden van Jan Fabre kunnen zijn net als de wriemelende mensenzee aan hun voeten. Je kan er maatschappijkritiek in zien. Beter is te bedenken dat de goden uit evenwicht zijn door de nakende discussie met de reuzen.
Mythologie wordt door Castelluci vaak verbonden met technologie. In Nibelheim is het een machine, die goudstaven plooit tot ringen, die Castellucci’s idee van de industriële revolutie vormgeeft. De Ring is een alomtegenwoordig symbool. Alberich draagt er één om de hals als Tarnhelm. De Ring als symbool doet zijn entree in een korte proloog waar het één van de vele kunstobjecten is die Castellucci tijdens zijn theatercarrière al uit de toneeltoren heeft laten dalen .
De eerste transformatiescène verzuipt in een wolk van mist, de tweede is een echte transformatie, één waarbij Alberich zijn latexkostuum aflegt en transformeert tot de mondige, duistere dubbelganger van de oppergod. Het is een sterke scène en Alberichs naaktheid versterkt de vernedering. Zijn marteling door de goden in priesterlijke gewaden maakt van Alberich ook een erg fysieke rol voor Scott Hendricks. Door Loge wordt hij overgoten met zwarte inkt tot Schwarz-Alberich. Na de vervloeking van de Ring plamuurt hij Wotans linkeroog dicht met het zwarte goedje. Het verhaal van de wereldes wordt kortgesloten. De speer speelt voorlopig geen rol in de bewegingsdramaturgie van Wotan.
Het stuk eindigt in volstrekt nihilisme. Achterwaarts, met uitgestrekte armen alsof het de collectieve zelfmoord van een religieuze sekte betrof, storten de goden zich één voor één in een zwart gat. Het verbluffende is dat het verrassend goed spoort met de muziek van de “Einzug der Götter”. Loge’s profetie (“Ihrem Ende eilen sie zu”) is daarmee erg radicaal geïllustreerd. Het sluit de proloog tot Wagners tetralogie ook helemaal af en scherpt de appetijt voor Die Walküre die in januari met een volledig tabula rasa kan beginnen.
Gabor Bretz stelde niet teleur in de kapitale rol van Wotan al kreeg hij van Castellucci weinig profiel als “herrischer Gott”. Zijn fraai getimbreerde, goed projecterende jeugdige bas doet het beste verhopen voor het zware werk dat hem wacht in Die Walküre. Deze Wotan was een grote vooruitgang vergeleken met zijn Heinrich in Lohengrin (2018). Ook het debuut van Scott Hendrickx als Alberich was geslaagd. Zijn timing en gevoel voor dramatische accenten was perfect. Wilhelm Schwinghammer en vooral Ante Jerkunica waren prima reuzen. Ze oogden zo verwant dat de regisseur ze mekaar lieten playbacken. Nicky Spence zingt Loge meestal in een warme conversatietoon, soms met veel stem, altijd met een uitstekende dictie van het Duits. Dat hij een talenknobbel heeft bewees hij al in Janacek. Marie-Nicole Lemieux klonk niet altijd even fraai. Als nieuwbakken Wagnersopraan zal ze met meer voor de dag moeten komen om zich te bewijzen in Die Walküre. Rijndochters Eleonore Maguerre, Jelena Kordic, Christel Loetzsch presteerden ongelijk, soms met onaangenaam vibrato.
Er zitten iets meer dan 80 muzikanten in de orkestbak van De Munt. Alain Altinoglu heeft de strijkers en de harpen gereduceerd, de blazers voltallig gelaten. De stream was dermate absorberend dat ik slechts met een half oor naar het orkest heb geluisterd. De solisten werden nooit overstemd maar zo verschroeiend als in de cinema-relay van Covent Garden onlangs heeft het orkest in mijn huistheater niet geklonken.
De vraag is dus: kan je De Ring redden met enkel beeldentheater? Zowel Robert Wilson als Achim Freyer hebben het geprobeerd en gefaald. Lukt het als je Castellucci heet?
Te bekijken bij RTBF Auvio en vanaf 20 november op de website van De Munt.