Auteur : Jos Hermans
Elk jaar in de nazomer worden voormalige kolenmijnen, cokesfabrieken, terrils en staalfabrieken in het Ruhrgebied omgetoverd tot podia voor muziek, kunst, theater en dans voor de zes weken durende Ruhrtriennale. Eén van de aantrekkelijkste kanten van de Ruhrtriennale is de opheffing van het hokjesdenken, het samenbrengen van diverse kunstdisciplines, het creëren van interdisciplinaire kunstervaringen. Hoe de spuuglelijke industriële bouwwerken, opgetrokken in rode baksteen, zichzelf weten te transformeren in tempels van de kunst is één van die geheimen die de reconversie van industriële sites tot zo’n succes maakt. Gerard Mortier, oerintendant van de triennale, noemde ze “kathedralen van de industriecultuur”. Elk concert op de Ruhrtriennale is daardoor in een spannende dialoog verwikkeld met het verleden. Alle performances halen hun kracht uit die contrastwerking met het industriële erfgoed. Tegen de achtergrond van de roestende turbines van Siemens krijgt avant-garde krijgt een heel aparte glans. De Ruhrtriennale wisselt driejaarlijks van intendant. De komende drie jaar zal het kunstenfestival worden vormgegeven door de kunstzin van een andere prominente Vlaming. Ik ben nu al razend benieuwd naar welke plaats Ivo van Hove voor het muziektheater zal inruimen, naast de beloofde jaarlijkse ITA-première. West Side Story in de Jahrhunderthalle misschien ?
Voor free jazz is het Maschinenhaus in Essen is een perfecte locatie. Piano, baritonsaxofoon en contrabas staan voor de aanvang reeds te glimmen in de karmijnrode spots, klaar om mishandeld te worden in de handen van drie, de grenzen opzoekende improvisatietalenten. Bij de vrije improvisatie zijn de kernwoorden : “risico” en “communicatie”. Wanneer alle tonale en harmonische conventies worden losgelaten ten dienste van de inspiratie van het moment, dan ontstaat puurheid van klank. Maar het blijft steeds een dans op een vulkaan. Steeds gaapt er een bodemloze afgrond : die van het mogelijk verzanden in banaliteit, die van de Babelonische spraakverwarring. De vloek van het postmodern dilettantisme is nooit veraf. Maar als ervaren improvisatoren als Mats Gustafsson, Barry Guy, Jordina Millà het vertrouwde instrument in handen nemen dan is die snel bezworen. Dan transformeren waaghalzerige capriolen zich in duurzame, grensverkennende composities. Het neo-modernisme van de free is tijdloos. Free jazz met Afro-Amerikaanse wortels en vrije geïmproviseerde muziek van Europese snit gaan zo naadloos in mekaar over dat ik beide termen constant door mekaar gebruik, alsof het synoniemen zijn. Het is eerder een universeel continuüm waarin beide continenten aparte accenten leggen.
Jordina Millà, Mats Gustafsson en Barry Guy, drie van de meest prominente figuren uit de free jazz, stonden voor het eerst samen op het podium. Ik had verwacht dat het concert zou bestaan uit solo’s, duetten en een afsluitend trio maar het concert ging meteen van start als een trio, en dat voor twee sets.
Jordina Millà mocht aftrappen met een duik in haar eigenzinnige klankuniversum op een geprepareerde Steinway: glissandi op de snaren, akkoorden als schuurpapier, prachtige tremoli op de bassnaren, subtiel en vrouwelijk allemaal, soms lichtjes bezwerend met zin voor ritueel. Is haar rol eerder dienend, het zijn de heren die voor opwinding zorgen. Heel subtiel zijn de afspraken waarmee elke muzikant de ander laat inbreken in de eigen egotrip.
Mats Gustafsson verkent alle mogelijkheden op de dwarsfluit. Op zijn lijfinstrument, de baritonsax ontstaat een ritmisch spel met het aanblazen van het mondstuk. Vaak klinkt hij als een pneumatische drilboor. Opwindend zijn de vulkanische uitbarstingen die altijd iets van de schreeuw van Munch in zich dragen.
Bassist Barry Guy is uit bouwjaar 1947. Hij smeet zich met de kracht en de onbevangenheid van een jonkie. Noem het voor mijn part waardig ouder worden. Meestal concentreerde hij zich op het onderzoek van de resonantie van het instrument. Vaak hebben de geplukte intervallen die hij met halsbrekende snelheid uitvoert, de schijn van intense gewelddadigheid. Maar wanneer hij zijn spel terugneemt tot nauwelijks hoorbare, ragfijne boogstreken, gesponnen als zilverdraden in een intense dialoog met Millà, dan is er bijna een aanzet tot een melodie en wordt het muisstil in de zaal. Het is intens luisteren naar mekaar wat deze muzikanten doen. Alleen zo werkt het en nooit zal deze “stream of consciousness” zijn greep op het aanwezige publiek lossen. Het was een fantastische trip!
Buiten was het intussen volle maan geworden. De spirituele betekenis daarvan was niemand ontgaan tijdens deze avond van verhevigde emoties en potente creativiteit : free jazz leeft !