Auteur : Jos Hermans
Zoals verwacht kon worden toonde Bryn Terfel tijdens dit gala weer eens alle facetten van zijn artistieke profiel. Het eerste deel, met fragmenten uit Die Meistersinger en Die Walküre, was het gedroomde programma om de Welshman, die velen als de Wotan van zijn generatie beschouwen, als Wagnervertolker aan het werk te horen. In het frivolere tweede deel na de pauze kon hij zijn dramatisch talent botvieren en gestalte geven aan schurken als Pizarro en Mefistofele. Als de fiere vertolker van de nationale volksziel dook hij met priesterlijke allure in de koekjestrommel van de Engelse traditionals om te eindigen als entertainer die er niet voor terugschrikt om af te dalen in het triviale universum van de musical. Dat zijn : “viele Seelen in einer Brust”. Een tot de nok gevulde Koningin Elisabethzaal wist het bonte spektakelprogramma wel te smaken en de maskerloze toeschouwers leken deze concertervaring terug te catapulteren naar pre-covidtijden. Je zou durven hopen dat het blijft duren.
Met zijn Wagner-repertoire gaat de gevierde basbariton erg spaarzaam om. Sinds 2017 heeft hij geen enkele Wotan meer gezongen en Hans Sachs schijnt hij definitief te hebben opgeborgen zonder ooit voor een camera te hebben gestaan. Ook in Bayreuth heeft hij, ondanks zijn status, nooit gestaan. Het is mij dan ook nooit helemaal duidelijk geworden hoe graag hij in de schoenen van één van Wagners personages staat. Zijn voordracht is nog steeds licht maniëristisch met vreemde accenten die zijn betoog enigszins kunstmatig doen lijken. Het timbre is helder en aangenaam al prefereer ik het nog met een tikkeltje meer warmte. De beheersing van het Duits was perfect en dat betekent inclusief alle medeklinkers. Je hoort het wel eens anders. De stem projecteert goed en versterkt zijn natuurlijke autoriteit die hij uitspeelt tijdens zijn voordracht. Het terugnemen van de stem gebeurde niet altijd vlekkeloos. “Was dufted doch der Flieder” werd congeniaal aangevuurd door de warme gloed van de strijkers. Wotans “Abschied und Feuerzauber” werd een hoogtepunt zoals je het zelden beter hoort, van de ingehouden lyriek van “Der Augen leuchtendes Paar” tot de immer indrukwekkende uitsmijter “Wer meines Speeres Spitze fürchtet”.
Ondertussen was ook duidelijk geworden dat het Antwerp Symphony Orchestra zich onder de jonge Duitse dirigent Marcus Merkel had ontpopt tot een uitmunted Wagnerorkest. Hier werd niet gespeeld op automatische piloot maar met veel zin voor dynamische en agogische differentiatie. De ouverture tot Die Meistersinger kreeg een uitstekend jubelend finale. Het vlekkeloos spelend koper gloriëerde in de Walkürenritt. De Feuerzauber kreeg een lezing met veel zin voor detail en muzikaliteit.
Met “Le veau d’or”(Faust) toonde Terfel dat hij het Frans niet in dezelfde mate beheerst als het Duits. Met “Ha, welch ein Augenblick” (Fidelio) kon hij zich verlustigen in sadisme. Het geweldige “Son lo spirito che nega” (Mefistofele), waarmee hij zijn drie honden thuis tot wanhoop drijft, toonde hij zijn dramatisch talent; nu volledig ongeremd en in rubato modus, ondertussen ook zijn verrassende virtuositeit demonstrerend bij het fluiten op de vingers. Je bent de zoon van een welshe boer of je bent het niet!
De charmante ouverture tot “Orphée aux enfers” met zijn fraaie solomomentjes en spetterende finale, werd de opstap tot het luchtige programmadeel. De drie traditionals die volgden waren eerder melig maar met de plechtstatige, meeslepende Schotse hymne “Loch Lomond” kreeg hij zowaar een deel van de zaal aan het meezingen. Er kwam zelfs een vlag met Rode Draak tevoorschijn. “If I were a rich man” was de voorspelbare afsluiter.