Regisseur Kirill Serebrennikov, door een bepaalde Poetin-onvriendelijke pers gecanoniseerd tot rockstar van de Russische dissidente kunstenaars, heeft een Israëlische vader en een Oekraïense moeder, is homoseksueel, boeddhist, LGBTQ-activist en gelooft in klimaatalarmisme en andere dommigheden die zijn antennes vanuit het Westen opvangen. De dagen dat hij, door huisarrest geplaagd wegens verduistering van overheidsgelden, zijn regieopdrachten in het Westen moest bijwerken via repetitie-opnamen die hem op USB sticks werden bezorgd, zijn gelukkig voorbij. Begin vorig jaar was hij vrij het land te verlaten waarna hij zich vestigde in Berlijn. Sindsdien is hij een uitgesproken criticus van het conflict in Oekraïne. Het werk dat hij de afgelopen jaren in het Westen afleverde is zondermeer fantastisch: de Parsifal voor Wenen (2021), Der Freischütz voor Amsterdam (2022), twee zeer onconventionele producties, leverden fantastische voorstellingen op. De verwachtingen zijn dan ook weer hoog gespannen voor zijn Lohengrin, volgend seizoen in Parijs. Een kostuumdrama op pellicule als “Tchaikovsky’s wife” demonstreert dan weer de veelzijdigheid van zijn talent.
Zijn eerste wapenfeit na zijn vrijlating was de première van “Tchaikovsky’s Wife” in Cannes. Op de persconferentie van het festival, dat kort daarvoor nog geopend was geworden met een live toespraak van een cocaïne-snuivende clown, werd hij vooral aangesproken als vertegenwoordiger van zijn vijandige land, met op de achtergrond een still van The Truman Show! Het was de tijd dat Russische artiesten moesten bewijzen dat ze dissident genoeg waren om een Westers publiek te verdienen. Volgens Agnieszka Holland was het een vergissing om een Russische film uit te nodigen. “Het is nu tijd om op te staan tegen de Russische agressie in Oekraïne”, vertelde ze. Later eiste ze “een totaal verbod op Russische culturele producten in Europa”. Dat Agnieszka Holland daarvoor niet werd weggehoond toont hoe sterk de anti-Rusland propaganda woog op het culturele leven in mei van vorig jaar. Nog steeds overigens. Weet zij veel dat het Oekraïense conflict, dat door het Westen wordt voorgesteld als een Russische agressie, slechts de uitvoering is van resolutie 2202 van de Veiligheidsraad van 17 februari 2015. Zonder bias naar een geopolitieke conflicthaard kijken, het is weinigen gegeven.
“Russen kennen de prijs van vrijheid en het gebrek eraan”, zei Serebrennikov, die zijn jeugd in de Sovjet-Unie beleefde, bij zijn passage in Avignon in 2019. Precies, en dat is ook de reden waarom de meeste Russen (75% volgens Statista) achter hun president staan. Zij begrijpen immers zeer goed waarom Washington 112 miljard $ over heeft om Oekraïne deze proxy-oorlog tegen Rusland te laten voeren. Voor Washingtons neoconservatieven is de uitschakeling van Rusland als belangrijke wereldmacht de conditio sine qua non voor een Tweede Amerikaanse Eeuw. Het gaat erom Rusland te laten bloeden, hoeveel dode Oekraïners dat ook moge kosten.
Serebrennikov kreeg het ook moeilijk met uitleggen dat zijn film gefinancierd was geworden door de opgejaagde oligarch Roman Abramovich, die van de corrupte privatisering in het Rusland van de jaren negentig had geprofiteerd om schatrijk te worden in de olie- en gashandel. Reeds in 2012 was de regisseur bij de overheid gaan aankloppen maar cultuurminister Vladimir Medinski weigerde het project te ondersteunen omdat Tsjaikovski volgens hem geen homoseksueel was. Tenminste dat beweert Serebrennikov, terwijl homoseksualiteit volledig legaal is in Rusland en Moskou grotere uitgaansgelegenheden voor homo’s schijnt te hebben dan New York. “Wat is daar nu zo rampzalig aan om toe te geven dat Tsjaikovski homoseksueel was?” vraagt de regisseur geheel terecht. De bevestiging van Tchaikovsky’s homoseksualiteit vinden we immers in zijn brieven.
“Het centrale taboe rond het leven van Tsjaikovski was zijn homoseksualiteit - het onderwerp dat bijna een eeuw lang uit het publieke debat is geweerd. In de ogen van de autoriteiten was het ondenkbaar dat Peter Iljitsj Tsjaikovski, Ruslands nationale schat, homoseksueel zou zijn. En dus was hij het niet!”, meent Marina Kostalovsky in “The Tchaikovsky Papers” waarbij ze in eerste instantie de Sovjet-Unie in het vizier neemt. Anno 1877, het jaar van Tsjaikovski’s huwelijk, plaatste Artikel 995 van het Wetboek homoseksuelen in dezelfde categorie als degenen die veroordeeld waren voor bestialiteit en dat voerde naar de gevangenis of naar Siberië. In de praktijk liep het echter niet zo’n vaart want “iedereen wist dat rijken en beroemdheden, als ze zich goed gedroegen, niet werden lastiggevallen en dat degenen die in de buurt van een schandaal terecht kwamen, werden uitgenodigd om rust en afleiding te zoeken in Parijs. Wat ze dan ook deden.” meent Nina Berberova in haar Tchaikovsky-biografie.
Wanneer Peter Tsjaikovski een hartstochtelijke brief ontvangt van een 8 jaar jonger meisje, Antonina Miljoekova, die hem haar liefde verklaart en met zelfmoord dreigt indien hij haar zou afwijzen, ziet hij in een huwelijk een uitweg om zijn leven en zijn homoseksuele geaardheid in een maatschappelijk aanvaardbare vorm te gieten. De film suggereert bovendien dat hij zou gezwicht zijn voor een bruidsschat van 10.000 roebel. In de biografie van Alexander Poznansky kan je daar niks over terugvinden; in zijn brieven aan kennissen beschrijft hij Nina en haar familie als “zeer arm”. Dat huwelijk zal hem zeer snel zuur opbreken. Wat bewoog de componist om deze voorspelbaar catastrofale alliantie aan te gaan ? In de Poznansky-biografie kom je het niet te weten. “Het leven is vreselijk leeg, saai en vulgair. Ik denk serieus aan trouwen”, zo heet het in een brieffragment. Het is van een ontstellende nonchalance uit de mond van een homoseksueel. “In elk geval lijkt het erop dat Tsjaikovski Antonina niet het belangrijkste over zichzelf heeft verteld, namelijk dat hij liever seks had met jonge mannen dan met vrouwen. In dat geval maakte hij een ernstige fout en veroordeelde hij zowel zijn als haar leven tot de ellende die beiden op de rand van de waanzin bracht”, meent Poznansky.
“Tchaikovsky’s Wife” is een weelderige film geworden met schitterend acteerwerk van Alyona Mikhailova (Nina) en Odin Biron (Peter) dat beide historische personages bijzonder geloofwaardig maakt, heel anders als in Ken Russells groteske farce over hetzelfde onderwerp in “The Music Lovers” (1971). Soms enkel verlicht bij kaarslicht (DoP : Vladislav Opelyants) en geïnspireerd door de schilderijen van Ilja Repin, schildert Serebrennikov het tsaristische Rusland in al zijn contrasten. De camera loodst ons van modderige straten waar uitgemergelde bedelaars rondlopen, naar elegante salons waar Frans wordt gesproken. In de buurt van kerken voeren gelovigen die ontsnapt lijken uit een Dostojevski roman rituelen uit die verwant zijn aan hekserij.
Grappige details illustreren de ernst van Peters dilemma : de vervelende vlieg die op zijn voorhoofd komt zitten, de ring die knelt aan zijn vinger en de kaars die spontaan dooft tijdens de huwelijksplechtigheid. Je ziet Tsjaikovski niet in bed terechtkomen met andere mannen, hij verdwijnt zelfs geheel uit beeld op een ontroerende, door Nina gefantaseerde fotoshoot na, samen met de drie kinderen van haar advocaat. Het niet willen en niet kunnen consumeren van het huwelijk is waar het om gaat in deze film en het is dan ook geen verrassing dat de theaterman in Serebrennikov afsluit met een choreografie van 5 naakte mannen.
De muziek van Daniil Orlov is erg goed, van de kale pianoakkoorden tot de neo-romantische kamermuziek; het wordt allemaal bijzonder efficiënt ingezet en het is een echte meerwaarde. De muziek van Tsjaikovski wordt opzettelijk vermeden. Slechts eenmaal wordt het thema van Tatjana uit Jevgeni Onegin terloops aangeraakt tijdens de bruiloft en bij een operabezoek is er een fragmentje van Francesca da Rimini te horen.
“Tchaikovsky’s Wife” plaatst het gegeven in een feministisch denkkader. De focus komt volledig op Nina te liggen, in een tijd toen “vrouwen een naam waren op het paspoort van hun man” en volgt haar strijd om Tsjaikovski's vrouw te blijven ondanks de intense druk om de scheiding te accepteren. Met dit levendige portret van een radeloze minnares die door iedereen wordt mishandeld, inclusief het object van haar blinde passie, heeft Serebrennikov de vrouw van Tsjaikovski een naam gegeven. Het is een ziekelijke obsessie die haar drijft maar wel één die ze gemeen heeft met alle heldinnen in de opera, die in het echte leven niet voorkomen maar enkel bestaan als “as if”-wezens bij de gratie van de utopieën die operalibrettisten bedenken. Het verschil is : Antonina Miljoekova heeft echt bestaan. Het is haast een monument dat Serebrennikov aan haar voeten legt.