Die Lustige Witwe was de meest succesvolle operette van de 20e eeuw. In 1948, het sterfjaar van de componist, stond de teller reeds op 300.000 voorstellingen wereldwijd! Erich von Stroheim (1925) en Ernst Lubitsch (1934) wijdden er een film aan en Claus Guth (Frankfurt, 2018) liet er zich door inspireren. Zo ook regisseur Barrie Kosky in Zürich.
Tweemaal heeft de operette een “holocaust” doorgemaakt, meent hij. Eerst omdat ze werd verboden en later -na de oorlog- omdat operazangeressen en -zangers met veel te zware stemmen het genre overnamen en er iets heel anders van maakten. Dat is een merkwaardige uitspraak voor een regisseur die zijn nieuwste operetteproductie liet bezetten met één van de Wotans van onze tijd. En wat de nationaal-socialisten betreft : die zagen zich anno 1933 geconfronteerd met een bloeiende entertainment-industrie die door en door joods was. Zelfs nazi-vriendelijke operettes die anti-jazz waren en heimat-idealen uitdroegen, bleken uit de pen van joodse auteurs te stammen. Eén van de strategieën van de nationaal-socialisten bestond erin de operettes van niet-joodse componisten (zoals Lehár) te veredelen en ze de middelen en het aanzien te geven van opera. Zo ontstonden de opnamen met de Wiener Philharmoniker en met de uit Wagneropera’s geplukte operasterren. Het grappige is dat Adolf Hitlers favoriete versie van “Die Lustige Witwe” er één was die door Peter Kreuder opgepoetst was geworden met vele jazzelementen en die als revue te zien was in het Gärtnerplatztheater in München (1938).
“Die Lustige Witwe” drijft op de chemie tussen Hanna Glawari en Danilo Danilowitsch. Hoe ze hun wederzijdse gekrenkte trots na het trauma uit hun jeugd, langzaam laten wegsmelten, daar gaat het om in dit stuk. Belichamen Camille en Valencienne nog de dubbele burgermoraal, Hanna en Danilo getuigen als koppel van een grotere openheid met op de achtergrond Parijs als prototype van de moderne stad met zijn bevrijdde seksuele moraal. Het mag duidelijk zijn dat het Hanna is die alle situaties domineert en het tedere oorlogsscenario naar zijn happy-end stuurt, weliswaar met de hulp van 20 miljoen.
De regisseur noemt Hanna en Danilo complexe, moderne personages. Hanna, met haar zelfbewuste charme, gaat terug op de vrouwenportretten van Offenbach al is ze niet zo ondeugend of brutaal. Is dat de reden waarom de regisseur het meestal gecoupeerde tweede couplet van de zogenaamde “Weibermarsch” (in een arrangement van Patrick Hahn) toevoegt als een epiloog en daarmee de vrouwen het laatste woord geeft. Daarin zegt Hanna dat mannen vaak despoten zijn, geneigd tot schuinsmarcheren, en er altijd aangeschoten bijlopen. Hanna klinkt nu als een vrouwelijke Don Alfonso, die een soort “Cosi fan tutte”-vloek op het manvolk projecteert. We kunnen niet anders dan Danilo veel succes wensen in zijn nieuwe lotsbestemming als echtgenoot.
"Ik word 's ochtends wakker, de wereld staat in brand. En ik ga een operette repeteren waarin een waaier wordt vermist en twee mensen elkaar in het geheim ontmoeten in een tuinpaviljoen", liet Kosky optekenen in de Neue Zürcher Zeitung. Gelukkig is de regisseur niet in de val getrapt om het stuk uit te verkopen aan al te gemakkelijke politieke commentaren.
Die Lustige Witwe heeft geen ouverture. Soms stellen dirigenten hun eigen ouverture samen als een collage van de belangrijkste thema’s. Niemand lijkt de ouverture te willen spelen die Lehár 35 jaar later pas zal schrijven voor zijn 70e verjaardag. Net als Guth laat Kosky het stuk op een melancholische noot beginnen. Dit keer geen Marlis Petersen voor de schminkspiegel in haar artiestenloge maar ze kijkt even sip en getekend door eenzaamheid of een gebroken hart. Mijmerend en gezeten aan een vleugelpiano, lijkt ze een stukje te spelen. Het is afkomstig van een oude pianorol waarop de componist te horen is in een pot-pourri uit zijn werk. Atletische dansers in smoking nemen al snel over. Dit is tenslotte een dansoperette.
De piano zal de hele voorstelling lang als een kunstobject in en uit het beeld worden gedraaid. De graaf zal er zijn dutje onder doen. Centraal in Klaus Grünbergs decor staat een cilindrische ruimte afgeboord met een theatraal gordijn dat zich zowel opent voor de massatonelen als Hanna’s tuinfeest als voor de intiemste momenten als de “Lippen schweigen”-wals. Ook zal het dienst doen als tuinpaviljoen. Jugendstil-achtige wandlampen versterken de sfeer van het fin de siècle.
Michael Volle maakt grote indruk vanaf de eerste minuut van zijn optreden, zo perfect getimed is zijn tekstlezing, zo krachtig en vol klinkt zijn bariton. Regelmatig hoor je zijn Hans Sachs er in doorklinken. Dat geeft de partij een diepte die van een heel andere orde is dan wat Johannes Heesters en Peter Alexander presteerden tijdens de latere gloriejaren van de operette. Maar het heeft ook een keerzijde : wanneer hij “Lippen schweigen” neuriënd of in mezzo voce moet zingen wordt de vocale lijn problematisch. Op andere momenten zingt hij iedereen van het podium met zijn stentorstem, vooral in de inleiding tot “ Es waren zwei Königskinder”, wanneer zijn stress een hoogtepunt bereikt. Ook het dansen gaat moeizaam.
Net als 6 jaar geleden in Frankfurt zingt Marlis Petersen de Hanna-partij met even weinig stem. Was ze bovendien verkouden zoals ze s’anderendaags op haar instagram-pagina bekende? Hanna Glawari moet idealiter toch door een sopraan van een iets groter formaat gezongen worden, zeker als ze het toneel deelt met een Wotan-ervaren Danilo. Het Viljalied is daardoor geen hoogtepunt geworden. De dirigent was verplicht om het orkest in te tomen. Ze straalde ook niet het zelfvertrouwen uit dat Kosky graag in het personage wil zien. Vocaal kon ze niet domineren waardoor het personage dramaturgisch aan kracht inboet. Wat we te zien kregen was een redelijk uitgebluste weduwe.
Zelfvertrouwen is wat Katharina Konradi in overvloed heeft. Na haar perfecte Adele in München zingt ze hier weer een verrukkelijke Valencienne, aanvankelijk in een prachtige zwarte glitterjurk. Met haar natuurtalent voor de vis comica past de dubbele moraal van Valencienne (“Ich bin eine anständige Frau”) haar als een handschoen. De drie duetten met Camille behoren daarom tot de beste momenten van de avond. Het is ook in de scènes met het tweede paar dat de uitgekiende acteursregie van Barrie Kosky zijn hoogtepunt beleeft. Overigens is elke scène getekend door slapstick. Hier is echt aan gewerkt en de timing, zo belangrijk in de operette, is perfect. Met zijn eerder matig projecterende, niet echt heldere tenor is Andrew Owens als Camille vooral erg goed in zijn spel. Kosky heeft het allerbeste in hem naar boven gehaald. Laat Martin Winkler geen Baron Ochs zingen maar engageer hem voor slapstick rollen als die van Baron Mirka Zeta. Hierin is hij genadeloos perfect.
Het mannenkoor is zoals altijd, in groep onderdanig en verslaafd aan de weduwe en haar miljoenen. De heren die de “Weibermarsch” zingen en dansen doen dat met zoveel zelfvertrouwen dat ze applaus in ontvangst komen nemen. Een evident hoogtepunt. De herhaling volgt met dansers. De dansfinale “Das hat Rrrass ! So, tralala la la la!” is in choreografische zin weinig geïnspireerd. De dansnummers van Kim Duddy, voor 6 dansers en 6 danseressen, waren in het algemeen efficiënt, eerder klassiek maar in geen enkel opzicht vernieuwend. Queerness was grotendeels afwezig in de choreografieën, hetgeen betekent dat de mannelijke dansers zich in de finale weliswaar in vrouwenjurken wurmden zonder uitdagend verwijfd te zijn.
Net zoals Guth laat Kosky het tweede en derde bedrijf in mekaar overgaan met een herneming van het Viljalied in het orkest. Het geeft kostuumdesigner Gianluca Falaschi de gelegenheid om zijn gefantaseerde folklore van het fictieve Balkanstaatje als een défilé van figuranten met gevederde hoofddeksels. De grisetten, aangevoerd door Valencienne, geven zich over aan een cakewalk. De dansfinale zelf wordt abrupt afgebroken om de epiloog extra in de verf te zetten.
De 28-jarige Patrick Hahn is GMD in Wuppertal waar hij momenteel een fulminante Tristan und Isolde leidt. De operettewereld lijkt hem niet vreemd te zijn. Het was een sprankelende lezing waarbij vooral de houtblazers van de Philharmonia Zürich excelleerden met veel kostelijke details in hun grappige commentaren.