Auteur : Johan Uytterschaut
Ik heb ernaar uitgekeken, en hoe zijn we bediend! Nadine Sierra als Violetta Valéry is een nog grotere revelatie dan in haar opgemerkte passage als Lucia di Lammermoor, vorig seizoen. Sommige mensen zijn gezegend met zowat alles dat de natuur hen bieden kan. Als ze er dan ook nog eens in slagen die zegeningen op professioneel vlak te verzilveren, tja… Het klinkt lyrisch, maar in dit geval is dat helemaal terecht. Zal ik even opnoemen? Een prachtige jonge vrouw in de bloei van haar jaren, een onvergetelijk rijke stemkleur, vocaaltechnisch meesterschap (een enkel detail dat uit overenthousiasme voortkomt vergeef ik haar van harte), een getalenteerde actrice die bovendien zowel corporele als muzikale verrassingen biedt waarvan je je afvraagt waarom daar nooit eerder iemand opgekomen is. En ze wordt daarbij gediend door een intelligente regie die alle kansen grijpt zonder ergens uit de bocht te gaan.
Laat ik meer in bijzonderheden treden. La Traviata is duidelijk een speciaal project van Giuseppe Verdi, al was het maar door het theater waarvoor de opera geschreven is: La Fenice in Venetië. Een eerder intimistisch huis, ver verwijderd van mastodonten als La Scala of San Carlo. De gebeurtenissen op de scène liggen daardoor zowat onder het vergrootglas, en de keuze voor Alexandre Dumas’ karakterstudie valt vooral daardoor te verklaren. Dat resulteert onder andere ook in de ongewone prelude die het eerste bedrijf voorafgaat. Geen klassieke ‘samenvattende’ sinfonia, maar een soort illustratie van het vergrootglas waarover ik het had: de emotionele essentie van de twee belangrijkste gebeurtenissen uit het verhaal worden gebruikt om, in omgekeerde volgorde, de aandacht op het drama te richten. De radicale breekbaarheid van het personage Violetta staat centraal in de flinterdunne en sterk chromatisch geladen strijkersakkoorden waarmee de prelude begint. Een evocatie van zowel de vrouwelijke hang naar geborgenheid die achter haar façade van feestbeest schuilt, als van het zieke, ten dode opgeschreven slachtoffer (in het derde bedrijf) van de stijfburgerlijke goegemeente die haar champagne wel wil, maar haar voor de rest in het verdomhoekje zet. Zoals ze zelf in haar slotscène van het eerste bedrijf zegt: “Sola, abbandonata in questo popoloso deserto ch’appellano Parigi”. Die aanzet van de prelude wordt gevolgd door een elegant dansbare versie van haar passionele pleidooi “Amami Alfredo!” uit het tweede bedrijf. Het geheel mondt uit in het eerste bedrijf waar de zoveelste wilde nacht ten huize van Violetta zijn verloop kent met een schrille, drukke koor- en orkestscène. Op die manier gaat deze prelude quasi naadloos over in de actie van het verhaal. Het is absoluut de verdienste van regisseur Michael Mayer om deze band te visualiseren. Hij volgt nauwgezet de muzikale dramaturgie van deze drie minuten orkestmuziek door de doodzieke Violetta in haar sterfbed te posteren en haar te laten “verrijzen” en tussen de bevroren personages van haar tragedie te laten lopen. Geniaal in zijn eenvoud: een flashback zoals Verdi lijkt te suggereren.
Ander voorbeeld, mede ter ere van dirigent Daniele Callegari. Moeilijk te achterhalen of sommige ingrepen op zijn initiatief zijn gebeurd, of het idee waren van Sierra. In elk geval valt het sterk op hoe Violetta’s tussenkomsten in de tweede scène van het tweede bedrijf, ten huize van Flora, waar Alfredo als een bezetene aan het gokken is, in hun drie verschijningen evolueren: ze staan in hun lyrische ontplooiing sowieso al geïsoleerd tussen de ritmische en (letterlijk) ééntonige tussenkomsten van de andere personages. Maar in deze uitvoering gaan ze van verrassend snel de eerste maal, over langzamer de tweede maal tot opvallend langzaam de derde maal, waardoor Violetta’s wanhoop steeds duidelijker wordt. Feilloos uitgevoerd.
Ten derde. In de grote slotscène van het eerste bedrijf (È strano) veroorloofde Sierra zich een sterk uitgewerkte cadens aan het einde van het eerste luikje. Op het eerste zicht wat leeg vertoon van technisch kunnen – fantastisch gezongen, maar waarom? Tot daar onmiddellijk haar eigen reactie “Follie!” op volgt: waan! Meteen wordt duidelijk hoe diep deze zangeres over haar rol nadenkt en daar alle mogelijke consequenties aan verbindt. En dan heb ik het nog niet over de vele momenten waarop ze lichamelijk verrassend uit de hoek komt, volkomen betrokken op de ondertekst van haar personage. Wat een vertolking!
Maakt dat deze avond tot een perfect geslaagde belevenis? Jammer genoeg niet helemaal. Geen kwaad woord over koor en orkest – Callegari heeft het terecht over een Ferrari of een Lamborghini die je kan laten doen wat je maar wil. Maar Nadine Sierra verdiende betere tegenspelers. Niet dat tenor Stephen Costello en bariton Luca Salsi rommel verkochten, maar naast haar steken ze toch maar bleekjes af. Luca Salsi behoort technisch duidelijk tot een andere traditie, en dat stoort de homogeniteit van het geheel. Vooral het soms ontbreken van het nodige legato in de stemvoering is voor mij een hinderlijke factor. Voor het overige verdedigt hij zijn personage op eervolle wijze. Stephen Costello is naar mijn aanvoelen een maat te klein. Zijn stem is op zich bruikbaar genoeg, maar ze mist glans en warmte om in de waarachtigheid van Alfredo’s emoties te laten geloven. Ook zijn spel is vrij koel en eigenlijk nietszeggend, zeker in de genadeloze close-upcontext van de camera. De tweede-plansrollen presteerden naar behoren.
Dus, met enige reserve zeker een Traviata voor de geschiedenis, en dat is in overweldigende mate aan Nadine Sierra te danken.
Zeer terechte lof over Nadine Sierra. Voor mij 'DE' Violetta van nu.
Perfecte analyse, ik ga hiermee volledig akkoord. Dat heb je natuurlijk wanneer je een natuurtalent moet plaatsen naast de meer wereldlijke uitvoerders. Toch een pluim voor het geheel! Alleen de brutale ‘piangi’s’ van Salsi waren er mij te veel aan.