Auteur: Johan Uytterschaut
De Metropolitan in New York is een nieuw seizoen Live in HD begonnen met het document Dead Man Walking van Jake Heggie (2000), op een libretto van Terrence McNally. Geen evidente keuze om een wereldwijd publiek van melomanen mee te verleiden, maar in ons geval zit er een interessante kant aan: de regie is van Ivo Van Hove. Dadelijk meer over wat hij ter zake denkt en zegt, maar eerst een woordje uitleg. Mogelijks zegt de titel van deze opera u wel iets, maar dan in verband met een Hollywoodrelease met Susan Sarandon en Sean Penn uit 1995 over een non die het als haar roeping ervaart een ter dood veroordeelde te gaan bijstaan in zijn laatste weken, in het gevangeniscomplex Angola in Louisiana. Die film is gebaseerd op de gelijknamige memoires van sister Helen Prejean, en haar inzet voor de 29-jarige Joseph De Rocher na zijn veroordeling wegens verkrachting en dubbele moord. Van diezelfde memoires vertrekt ook de opera van Jake Heggie.
Het is van belang te weten dat zuster Prejean vooraf om toelating is gevraagd, en dat ze daarbij twee voorwaarden had: ze wilde absoluut géén atonaal resultaat, en ze wilde dat de nadruk op het thema van de verlossing zou liggen. Die eerste eis heeft Heggie’s partituur uiteraard in een welbepaalde richting gestuurd. Verwacht dus geen tweede Wozzeck; eerder een tweede Billy Budd. Merkwaardig genoeg is dat laatste ook gebeurd. Heggie werkte wel in een operacontext, maar had geen ervaring met het schrijven ervan. Hij zal dus wel ergens de mosterd hebben moeten halen, en dat was, zo blijkt, in het Engeland van de 20ste eeuw. Van vrijwel het begin komt de orkestdramaturgie van, inderdaad, Benjamin Brittens bewerking van Herman Melville’s novelle Billy Budd, sailor om de hoek kijken. Hoeft niet te verwonderen: het verhaal vertelt het droeve lot van een stotterende matroos die door een officier zodanig wordt geprovoceerd dat hij hem met één vuistslag doodt, en daarom, volgens het maritiem oorlogsrecht aan het einde van de 18de eeuw, tot ophanging wordt veroordeeld. Een scène verder in Dead Man Walking doemt het kinderkoor van Let’s Make an Opera op wanneer zuster Helen de kinderen die haar congregatie opvangt rond zich roept. Subtiel allemaal, maar als inspiratiebron onmiskenbaar. En de orkestratie van Ralph Vaughan Williams’ symfonieën speelt eveneens een rol.
Wat is daarmee gezegd over de kwaliteit van deze opera? Toch wel iets. Jake Heggie heeft blijkbaar de intuïtie en het talent om de juiste “tinta” tevoorschijn te halen, en de sobere en efficiënte tekst van Terrence McNally heeft hem daarbij geholpen. Waarmee meteen geïmpliceerd wordt dat de zangpartijen in deze opera degelijk bediend worden. Wie belcanto of 19de-eeuwse lyriek verwacht komt bedrogen uit, maar dat kan je de componist bezwaarlijk kwalijk nemen. Een verhaal als dit heeft nu eenmaal een krachtige expressieve lading; niet meteen materiaal voor een operette. Het gehoorde verwijt dat de melodieën niet altijd even goed in de lijn der verwachting liggen snijdt voor mij dan ook geen hout. Relevanter is m.i. de vraag of het “vocale personage” telkens goed uit de verf komt. Toegegeven, daar zijn kwalitatieve verschillen te duiden, maar grosso modo kwijt Jake Heggie zich behoorlijk van zijn taak. En er passeren zelfs ronduit hartschokkende momenten, zoals het pleidooi van De Rocher’s moeder voor de genadecommissie, met de slotvraag om haar zoon te sparen, want “Haven’t we suffered enough?” De kracht daarvan was duidelijk ook te danken aan de weergaloze vertolking van Susan Graham. Al de ervaring die zij als zangeres en actrice de voorbije decennia heeft opgebouwd wordt hierin uitgekristalliseerd, waardoor ze je op onweerstaanbare wijze in haar hartstocht meeneemt. Een mens houdt het daar niet droog bij.
Ray McKinny is misschien wat te oud om voor een 29-jarige door te gaan, maar een kniesoor die daar moeilijk over doet. De stem staat als een huis, en het personage groeit duidelijk met de avond mee. Zeer genietbaar. Idem dito voor de sister Rose van Latonia Moore.
Met Joyce DiDonato heb ik echter een probleem. Het is al geruime tijd dat ik haar stem hoor lijden onder een bijzonder vreemde “bibber”: wat je hoort bij iemand die probeert te praten op de fiets ergens in de hel van het noorden. Vroeger deed ze dat helemaal níet, maar sinds enige tijd dus wel. Duidelijk een probleem van incorrecte ademvoering. De reden daarvoor ontgaat mij ten enen malen, maar de oorzaak ligt wellicht aan een foutieve toepassing van de musculatuur rond het diafragma. Het viel mij op dat ze dat euvel in het begin van de avond nagenoeg niet vertoonde. Daar viel alles mooi op zijn plaats, met een sterk personage als resultaat. Maar naargelang de (toegegeven, belastende) rol haar einde naderde kwamen er barsten in het plaatje, met dat hinderlijke tremolo – vooral in het medium en de hoogte . Bijzonder jammer, temeer daar het verschijnsel haar lijkt te hinderen bij het totaal uitdiepen van het personage.
En dan de regie van Ivo Van Hove. Hij geeft in een gesprek te kennen dat hij zich gefocust heeft op de emotionele spankracht van het drama. Vandaar zijn evidente keuze voor een strak decor en het gebruik van live-videobeelden voor het observeren van de gelaatsuitdrukkingen; niet nieuw, maar in dit geval bijzonder efficiënt. Interessant is bovendien het feit dat hij geen positie inneemt in het hier toch wel centrale debat over de doodstraf. Wat hij wél doet, is de naakte feiten (de misdaad incluis) op de scène zetten en alle voor en tegens op tafel leggen. Zoals in een Griekse tragedie: aan de polis om te oordelen.
Dank aan Yannick Nézet-Séguin voor een eens te meer sterke en vervullende lezing van dit werk; het orkest is, zoals we weten, een huis van vertrouwen.