Het bijzondere aan de Bregenzer Festspiele en haar Seebühne is dat er scenografische mogelijkheden geëxploreerd kunnen worden die ondenkbaar zijn in een operatheater. De buitenlucht, het alomtegenwoordige water van de Bodensee, het magische ritueel van de ondergaande zon en de omvang van het gigantische eenheidsdecor bepalen de voorwaarden waarbinnen gespeeld kan worden. Het is logisch dat de Festspiele in die omstandigheden inzetten op spektakel eerder dan op interpretatieve vindingrijkheid en daarvoor steevast een werk uit het ijzeren repertoire kiezen. De uitwerking daarvan is hoogst professioneel en doorgewinterde operafans hoeven zich even weinig zorgen te maken over het artistieke niveau als het ruimere publiek van niet-kenners waarvoor deze voorstellingen eigenlijk bedoeld zijn. Met 28 voorstellingen, telkens voor 7000 toeschouwers, levert Bregenz jaarlijks een onschatbare bijdrage aan het democratiseringsproces van opera als kunstvorm. Het is een pretentieuze elite die dat niet wil zien. Alleen, het mag niet regenen. Wel, het regende niet.
Links en rechts staan luidsprekers opgesteld. Het orkest neemt plaats in de zaal van het Festspielhaus. Het geluid van de solisten, voorzien van microfoontjes, wordt gemixed met de orkestklank vanuit de zaal. De geluidsinstallatie weet de klank voortgebracht door de solisten ruimtelijk zodanig te positioneren dat het lijkt alsof de klank vertrekt bij de bron. Ook het koor zingt vanuit de zaal. Hun plaats op het toneel wordt ingevuld door figuranten. Dat schept extra mogelijkheden voor de beweeglijkheid tijdens massatonelen. Het spektakelgehalte wordt verder nog verhoogd door de inzet van stuntmannen. Zowel de klank als de balans tussen orkest en solisten zijn voortreffelijk. Deze Madama Butterfly wordt gespeeld zonder pauze zodat de voorstelling kan afklokken op 2 uur.
De première van Madama Butterfly, gehouden op 17 februari 1904 in de Scala van Milaan, was een regelrecht fiasco, in de trant van de Parijse première van Tannhäuser. De voorstelling haalde weliswaar het einde maar ging roemloos ten onder in een pandemonium van geschreeuw, gefluit, gelach en het gebruikelijke geroep van “bis”, bedoeld om het publiek nog meer op te winden. Puccini’s uitgever Giulio Ricordi, zelf geen grote fan van het werk, schreef : “Het spektakel in de zaal leek even goed georganiseerd als dat op het toneel, want het begon precies met het begin van de opera.” Puccini was in shock. Nooit voordien had hij zoveel vertrouwen gehad in het succes van een nieuwe opera. Hij had er, naar eigen zeggen, met hart en ziel aan gewerkt en beschouwde het als zijn modernste werk. Bovendien had hij een toporkest en topsolisten ter beschikking en aan het einde van de generale repetitie had het orkest hem nog gevierd met een staande ovatie.
Puccini-biograaf Mosco Carner windt er geen doekjes om en bevestigt Ricordi’s indruk : vijanden van Puccini hadden een claque ingehuurd om de voorstelling te boycotten. Wie de aanstokers waren, daarover bestaat geen consensus. Was het Alberto Franchetti, de rijke joodse baron, componist en rivaal van Puccini, ook wel de Italiaanse Meyerbeer genaamd, die verbitterd was over het feit dat Giulio Ricordi binnen zijn uitgeversbedrijf telkens weer de voorkeur gaf aan Puccini? Was het Edoardo Sonzogno, Ricordi's rivaal, tevens uitgever van “Il secolo” dat s'anderendaags reeds de opera voor dood verklaarde? Puccini trok zijn opera terug, reviseerde hem en scoorde er drie maanden later een hit mee in Brescia. Van Franchetti werd nog weinig vernomen, Puccini daarentegen kon zich met de royalties van zijn nieuwste succesopera al snel een yacht kopen.
Het beste bewijs voor de boycot is dat Puccini voor de revisie voor Brescia geen grote ingrepen heeft gedaan. Hij knipte het tweede bedrijf, dat volgens tijdgenoten veel te lang was, in twee. Het duurde nochtans slechts anderhalf uur maar zelfs Toscanini was van mening dat dat misschien goed was voor Wagner maar niet voor Puccini. Voor de rest knipte hij in de grovere, racistische uitlatingen van Pinkerton en voegde hij de aria "Addio, fiorito asil" toe die hem op het eind wat menselijker maken.
Het team van Andreas Homoki zet niet in op spektakel maar belicht het stuk van zijn poëtische kant. Michael Levine’s eenheidsdecor is een blad uit piepschuim, beschilderd met bergtoppen, bomen en Japanse kalligrafische teksten. Het vederlichte papieren blad lijkt te zweven boven de Bodensee maar weegt uiteindelijk 300 ton en beslaat 1340 m2.
Wanneer witgeschminkte Geisha’s, spirituele zusters van Cio-Cio-San een trage pantomime uitvoeren die ver aan een butoh dans herinnert en de golfslag van de Bodensee luid en nadrukkelijk door de luidsprekers klinkt dan is het duidelijk dat we getransporteerd worden in een ander soort werkelijkheid. Die van de electronische geluidsoverdracht. Zoals steeds klinkt de Wiener Symphoniker zeer present, dit keer onder de leiding van Enrique Mazzola. Het orkest klinkt vol en niet zonder detail, soms wat wollig in de zeer lage tonen en het hoeft weinig moeite te doen om te overweldigen in de orkestrale climaxen. Klonk het eerste bedrijf wat onnatuurlijk, vooral wat de stemmen betrof, vanaf het tweede bedrijf zette zich een juistere balans door. Was dit een effect van gewenning of was er inmiddels ook aan de knoppen gedraaid?
De Amerikanen zijn de Fremdkörper in deze enscenering. Ze betreden het toneel door een scheur in het blad terwijl een fallische vlaggenmast de Amerikaanse Stars and Stripes metershoog doorheen een andere scheur verheft. “De Japanse figuren kunnen gemakkelijk op dit papier verdwijnen en weer verschijnen, terwijl de Amerikanen een gat in het papier scheuren om op te treden. Deze gewelddadige interventie staat gelijk aan vernietiging, aan penetratie” schrijft Homoki in het programmaboek. Het is ook een uitstekende metafoor voor 75 jaar Amerikaanse buitenlandse politiek, een palmares van misdaden dat begon met het zinloze bombarderen van Cio-Cio-San’s geboortedorp Nagasaki.
Het blad papier is uiteraard ook een projectievlak maar videast Luke Halls dringt zich niet op. Zijn interventies blijven beperkt tot het illustratieve, zoals de vervloeking van nonkel Bonzo of de regen van kersenbloesems tijdens de nachtwake. De nachtwake levert trouwens het beste bewijs dat een intimistisch stuk als Madama Butterfly ook in Bregenz mogelijk is. Het neuriënd koor, een hoogtepunt in de meeste ensceneringen, is hier in al zijn eenvoud, met Cio-Cio-San moederziel alleen op het toneel en zich overgevend aan aarzelend, contemplatieve bewegingen in het blauwgrijze licht van Franck Evin, het meest beklijvende beeld van de voorstelling.
Het grootste deel van het tweede bedrijf zal Cio-Cio-San zich hullen in de “star spangled banner”. Sopranen die zich tegenwoordig hullen in een blauwgele vlag beseffen niet dat zij even naïef zijn als Cio-Cio-San. Ook Oekraïne zal zich tenslotte gezelfmoord weten door Amerika’s proxy-oorlog uit te vechten tegen de Russische Federatie. Terwijl de Amerikaanse hegemonische ambities eindelijk op weerstand stoten, heeft 88% van de wereld reeds de zijde gekozen van Vladimir Poetins multipolaire wereld van soevereine staten.
Er is geen pauze en dus kan het neuriënd koor van Butterfly’s nachtwake effectvol overgaan in de dramatische aanvangsmaten van het intermezzo, precies zoals Puccini het altijd gewild heeft. Alle interventies van het koor zijn uitstekend. Het intermezzo zelf, een vroeg zakdoekmoment, toont de klassieke droom van de terugkeer van Pinkerton met cadeautjes voor iedereen. Goro, achterna gezeten door Suzuki met een aftrekker haalt zich een nat pak in de Bodensee. Gelukkig kan hij ook zwemmen. De statige Prins Yamadori verschijnt op een vlot dat gedragen lijkt door zes slaven.
Als doodsengelen zullen de Geisha’s in de finale Cio-Cio-San de fatale dolk overhandigen. Heeft het team van Andreas Homoki elk spektakel vermeden, in de allerlaatse maten zullen Luke Halls videovlammen het papier vliegensvlug verteren gevolgd door een echte uitslaande brand bovenaan. Dus toch nog spektakel!
Ook al had ik gehoopt op Elena Guseva, de Oezbeekse Barno Ismatullaeva zingt een geweldige Cio-Cio-San. “Un bel di” was puntgaaf, het duet met Sharpless gaf ze alle nodige intensiteit, enkel nog overtroffen door de hartverscheurende finale. Annalisa Stroppa voorzag Suzuki van mezzoklanken die mooi contrasteerden met het timbre van de titelrolvertolkster. Brian Mulligan zette zijn prachtbariton weer eens in voor een rocksoliede Sharpless. Edgaras Montvidas, had het meeste last om natuurlijk te klinken in het eerste bedrijf maar op de momenten die er toe doen, met name de finale van het liefdesduet en de afscheidsaria “Addio, fiorito asil”, wist hij toch te overtuigen.
Het stikt van de Russische artiesten in Bregenz. Hopelijk hebben ze van artistiek leidster Elisabeth Sobotka geen examen moeten afleggen. Sobotka wordt de nieuwe intendant van de Berlijnse Staatsopera na de zomer van 2024. Op dat moment zal Der Freischütz op de affiche staan in de regie van Philipp Stölzl. Wie zou “Und ob die Wolke sie verhülle” willen missen onder de sterrenhemel van Bregenz, gezongen door één van onze hedendaagse Elisabeth Grümmers, ook al zal de stem opnieuw uit de luidsprekers van Alwin Bösch en Clemens Wannemacher klinken?
Wie is deze mijnheer of mevrouw die loftrompet uitsteekt voor een oorlogsmisdadiger? Ik doel uiteraard op Vladimir Poetin, een redelijke kritiek over de Bregenzer Butterfly wordt zo een stukje politieke propaganda. Daarvoor is dit forum niet bedoeld. Vooral omdat de tekst is geschreven door iemand die politiek en opera niet wil vermengen( zie de opmerkingen over Sobotka ) maar zelf die regel grof overschrijd. Voortaan een andere recensent graag. ( of hebben we hier te maken met een pennenvrucht van de vermaarde Olivier Kegel, die nog altijd wacht op een rechterlijke uitspraak over… ja waarover eigenlijk)