Met Die Walküre is de “Rotterdamse Ring” die in 2022 begon met Das Rheingold (destijds met Michael Volle als Wotan) aan zijn tweede aflevering toe. Het is de bedoeling dat De Ring in 2028 dan compleet zal zijn via tweejaarlijkse etappes, telkens met het Rotterdams Philharmonisch Orkest in de hoofdrol onder de leiding van eredirigent Yannick Nézet-Séguin. Na afloop van de opening night in Rotterdam ging de energieke Canadese wonderboy het halve orkest omhelzen. Het zegt iets over de goede verstandhouding tussen hem en het orkest. In Baden-Baden doet hij dat niet nog eens over maar het enthousiasme is er niet minder om, zowel op het toneel als in het Festspielhaus. Bijna was dit een hele grote Wagneravond.
Het Rotterdams Philharmonisch Orkest is dan ook een prachtorkest en het is hier aanwezig in grote formatie, met niet minder dan 6 harpen op de linkerflank, 8 contrabassen en 8 cello’s op de rechterflank. Natuurlijk hebben de lage strijkers meer te vertellen dan de vaak werkloze harpen. Voortdurend leggen ze het fundament van het klankbeeld. Reeds de prelude laat zien hoe gedisciplineerd het samenspel is. Het is een basisvoorwaarde en het is bijna een belediging om het te vermelden wanneer er sprake is van een orkest van dit niveau. Het koper straalt als goud in de verheven delen die aan Wotan herinneren. Nooit worden ze schreeuwerig. Messcherp halen de violen uit tijdens de Walkürenritt. De temporelaties kunnen snel omschakelen en de strijkers reageren als één man. Dynamisch en agogisch was dit een heel bevredigende lezing. De solistische momenten voor cello, Engelse hoorn en basclarinet zijn plastisch en spreken tot de verbeelding. De tempi zijn nooit overhaast maar steeds gepast. Alle sfeerscheppende bladzijden van de partituur waren betoverend in de hoorns, de houtblazers en het gedempte koper. Daarom behoren de Todesverkündiging en de finale van de Feuerzauber tot de orkestrale hoogtepunten van de avond.
Nézet-Séguin is verantwoordelijk voor de casting en dus vinden we ook hier solisten terug die met enige regelmaat op de affiche staan van de Metropolitan Opera. Voor Elza van den Heever (Sieglinde) en Tamara Wilson (Brünnhilde) ging het om een debuut. Stanislas de Barbeyrac had de Siegmund-partij nog maar één keer gezongen in concertante versie. Zien we hen opduiken in toekomstige hernemingen van de Ring aan de Met ?
Het is quasi onmogelijk om niet van Stanislas de Barbeyracs Siegmund te houden. Hij laat al eens een steekje vallen bij de tekstzegging maar het timbre is perfect. Het is de laagste tenorpartij in het Wagnervak en hij zingt ze bijna als een hoge bariton. Een bariton met een goede hoogte kan de partij probleemloos zingen. Is de stem aan het evolueren naar bariton? De Don Ottavio’s en Tamino’s van voorheen lijkt hij helemaal ontgroeid. Hij zingt alle medeklinkers, weliswaar niet altijd even perfect en heel sporadisch schemert een licht Frans accent door maar dat zijn details die in de eindafrekening van geen enkele betekenis zijn, zo overtuigend en meeslepend is zijn voordracht. Hij heeft affiniteit met het wagnerpathos. Hij begrijpt elke lettergreep en blaast ze leven in waardoor ik kan vermoeden dat Wagner verder van betekenis zal zijn voor het vervolg van zijn carrière. Zelfs de Siegmundmonoloog weet hij op te laden met spanning. Ook in de Todesverkündigung demonstreert hij zijn ideale timbre: "Umfängt Siegmund Sieglinde dort?" was fantastisch, net als ”Hella, halte mich fest” en de uitsmijter van het eerste bedrijf : “So blühe denn Wälsungen-Blut”. Nergens klinkt hij benepen of beperkt in zijn heroïsche aanspraken op de rol. De Barbeyracs Siegmund was de grote verrassing van deze avond. Hij is geen onbekende in Brussel en hij had de Siegmund in De Munt moeten zingen. Allicht was hij er toen nog niet klaar voor. De eigenlijke lakmoestest moet nog komen : in het theater uiteraard en zonder ipad voor de neus.
Elza van den Heever begint enigszins aarzelend aan de partij, zelfs met een licht uitwaaierend vibrato. Ze bloeit pas open tijdens Winterstürme. Van alle solisten zit ze het meest in haar rol. Maar het gaat steeds crescendo en ook deze Sieglinde zal ze weer opladen met de voor haar typische intensiteit. Haar psychotische monoloog van het tweede bedrijf (“Horch, die Hörner!”) waar ze het meeste stem moet hebben, is grandioos. De noblesse van “O herstes Wunder!” maakt het helemaal af.
Dat Van den Heever en De Barbeyrac deze partijen verder zullen zetten aan de grote operahuizen staat in de sterren geschreven. Dat geldt veel minder voor Brian Mulligan die hier als Wotan boven zijn gewicht probeert te boksen. Hij zong de partij al in Stuttgart (2022). Na zijn Golaud in Frankfurt (2017) schreef ik dat ik zat te popelen om hem opnieuw in een voor zijn mogelijkheden als dramatische bariton geschiktere rol te horen. Daarbij dacht ik helemaal niet aan Wotan die voor mij door een basbariton moet worden gezongen. Heervater, Siegvater, Walvater Wotan moet tenslotte het timbre hebben van een vader. Mulligan zingt hem als een heldenbariton maar de stem projecteert veel minder dan verwacht en het orkest spaart hem niet. Alle dramatische passages klinken benepen. Het gaat allemaal erg moeizaam en zijn voordracht is licht geaffecteerd. De mezza voce gedeelten van de grote Wotan-monoloog zijn interpretatief tamelijk sterk maar in “Götternoth! Endloser Grimm!”, “Fahre denn hin, herrische Pracht”, “So nimm meinen Segen, Niblungen-Sohn!” wordt hij door het orkest weggespoeld. Dit zijn nu juist de passages die een Wotan definiëren. “Leb‘ wohl, du kühnes herrliches Kind!” en “Der Augen leuchtendes Paar” van het derde bedrijf klinken vermoeid. Mij lijkt het geen goed idee om op dit pad verder te gaan. Laat Mulligan zich beperken tot echte baritonrollen zoals Alberich, zijn volgend Wagnerdebuut in de Ring van Calixto Bieito volgend seizoen in Parijs.
Tamara Wilson neemt Brünnhilde’s Hojotoho-uitroepen moeiteloos. Ze zingt ze ook met veel zelfvertrouwen. Haar Elsa in de New Yorkse Lohengrin kon mij op interpretatief vlak weinig bekoren. Ze is nog teveel een zangmachine die de noten zingt alsof ze het telefoonboek leest. Dat is ook hier het geval zodat de finale van deze Walküre beslecht werd door de twee meest problematische solisten van de avond. Haar persoonlijke hoogtepunt is het geëmotioneerd verzoek aan Wotan om een vuurkringetje rond haar slaaprots te leggen. Karen Cargill was niet altijd even goed verstaanbaar maar dit was een zeer zinnelijke voordracht van de Fricka-partij, met verbluffende power in het auditorium gesmeten. Ze weet precies waar ze mee kan scoren en dat doet ze dan ook. Solomon Howard heeft de kelderbas die bij Hunding hoort en die hij ook met veel aplomb in het auditorium kan smijten. Zijn voordracht miste een beetje focus en was redelijk onverstaanbaar. Voor een Afro-Amerikaan is de culturele drempel om bezit te nemen van de Wagnerwereld toch net iets te hoog. Het zijn details maar het zijn details die het verschil maken. De Walküren lieten mooi gedifferentieerde en goed projecterende stemmen horen. Ze transformeerden het Festspielhaus in een luidruchtig pandemonium van hysterische hyena’s. Dat de Walkürenritt voor eeuwig geassocieerd zal blijven met de geur van napalm en met het moordzuchtige imperialisme van Washington hebben we aan Francis Ford Coppola te danken. De Walkürenritt heeft daar niets mee te maken. We zullen er af en toe aan blijven herinneren.
De Opening night uit Rotterdam is nog te bekijken via de live stream op Medici TV. Ook Das Rheingold uit 2022.