Mijn recensie van de zowel door pers als publiek gesmaakte Romeo Castellucci productie van Das Rheingold eindigde ik met : “Kan je De Ring redden met enkel beeldentheater? Zowel Robert Wilson als Achim Freyer hebben het geprobeerd en gefaald. Lukt het als je Castellucci heet?” Als deze Walküre iets aantoont dan is het dat het vet al van de soep is. Zonder het derde bedrijf zou ik zelfs gewagen van een flop. Het derde bedrijf zal namelijk veel goed maken maar dat zal nauwelijks de verdienste zijn van de regisseur.
Nogal verrassend was de reactie van theaterkenner en Castellucci-exegeet Johan Thielemans die Castellucci’s Rheingold declasseerde als “gekunsteld” en “extravagant”, als “theatrale verwarring”. Zijn beelden, “verbluffend maar leeg” bewogen zich “radicaal in een parallel universum, naast dat van Wagner”. Thielemans, voor wie het enigmatische, parallelle universum van de Italiaanse magiër nooit een probleem was en die nooit verlegen was om Wagner te treffen met pijlen afkomstig uit het Nietzsche-citatenboek, leek wel een wagneriaan geworden. Van het rebustheater is geen sprake meer in deze Walküre. Er zijn ook geen beelden die een directe gevoelsmatige impact afdwingen, Castellucci’s handelsmerk. Het narratieve inspireert Castellucci duidelijk veel minder dan het filosofisch getinte Rheingold. De Duitse meester lijkt Castellucci te domesticeren. Hetgeen overblijft van zijn worsteling met Wagner is een voor zijn doen erg conventionele enscenering.
In het wazige openingsbeeld zien we Siegmund geplakt tegen een plastic wand, in de rug gemolesteerd door krachtige waterstralen. Met zijn tweelingzuster is de omgang meteen erg vertrouwelijk. De drank wordt geserveerd in een lange tube van plexiglas. Sieglinde’s droom, de held te ontmoeten die haar verlost uit haar miserabel huwelijk, projecteert ze meteen op deze onbekende die zij hult in heraldisch getinte gewaden. Ze stopt hem zelfs twee vaandels in de hand. Of hoe vlaggensymboliek in het postmoderne theater plots mogelijk wordt als het maar niet door de componist wordt voorgeschreven. Denk aan Lohengrin. Ondanks zijn affiniteit met de natuur heeft de regisseur/scenograaf de essenboom uit het toneelbeeld geschrapt. De donkerbruine meubels in Hundings hut, verzameld op een antiekmarkt en chaotisch op mekaar gestapeld, kunnen ook bewegen. Hunding legt zich te slapen in een soort biechtstoel. Zijn zwarte herdershond loopt doelloos over het toneel. Veel speelt zich af in het halfduister en Castellucci’s lichtregie heb ik vaak niet gesmaakt. Voor het finale duet verandert de scène in een witte doos. Het nieuwbakken liefdespaar overgiet zich met bloemen tijdens Winterstürme, met Wälsungenbloed tijdens de finale. Het narratief in Sieglindes verhaal krijgt geen visuele steun. Dat van Siegmund evenmin. Moeiteloos trekt Siegmund het zwaard uit Sieglinde’s kleed, lang voor het daarvoor tijd is. Is het daarom dat hij Nothung deponeert in Hundings koelkast?
Peter Wedd als Siegmund presteert erg ondermaats. Het timbre is baritonaal maar onhelder. De stem projecteert nauwelijks. De Wälse-Rufe zijn bijna lachwekkend. Wedd is een complete miscast die grote delen van het eerste en tweede bedrijf om zeep helpt. Nadja Stefanoffs Sieglinde is vrouwelijk en kwetsbaar maar wel met ruggegraat. Haar mooi getimbreerde sopraan kent geen noemenswaardige passagioproblemen. Een iets grotere stem (nodig ondermeer voor “O hehrstes Wunder”) zou haar dichter bij het ideaal gebracht hebben. Tot aan het derde bedrijf zal ze de beste vocaliste van de avond blijven. Ante Jerkunica braakt de helft van zijn soep uit maar mist een beetje demonie in de vocale expressie.
Dat de overspelige liefde tussen Siegmund en Sieglinde geconsumeerd werd laat Fricka merken aan het bebloede laken dat ze haar echtgenoot toont. Moeten we dan geloven dat ze maagd is gebleven in haar huwelijk met Hunding? Goed getrainde duiven gaan op een stok tijdens het debat. Fricka, in maagdelijk wit en gesecondeerd door vijf doubles, die haar bevoogdende statements met gebarental bekrachtigen, is als een soort non. Het is een heel statische scène terwijl de dubbelgangers zich overgeven aan een slappe choreografie die alle aandacht wegzuigt van het twistende echtpaar. Om haar betoog kracht bij te zetten wringt Fricka één van de duiven de nek om. Marie-Nicole Lemieux heeft Fricka’s dramatische uitbarstingen redelijk goed onder controle, de afdalingen naar het borstregister veel minder. Interpretatief is het ook nogal spanningsloos en onvoldoende gedifferentieerd. Veel erger is dat Gabor Bretz volledig faalt in zijn monoloog. Het is dé lakmoestest voor elke Wotan. De stem projecteert zeer matig en het boeiend articuleren van de tekst lijkt nog een verre droom. Vooral interpretatief kan Bretz nog groeien. Vooralsnog is hij geen Wotan voor de topliga. “Götternot” werd door het orkest weggespoeld en dat was niet de fout van dirigent Altinoglu. Het zegenen van de Nibelungenzoon bezorgde hem een bloedneus: door de regisseur letterlijk, door het orkest figuurlijk. Met de letters op de zwarte vlaggen die toneelknechten tijdens zijn monoloog zwaaiden kon je het woord “idiot” vormen. Het dodelijke treffen tussen Siegmund en Hunding werd symbolisch afgehandeld. Voor een regisseur die gevoelsmatige reacties uitlokt was dit erg zwak voor deze cruciale fase in het Nibelungenverhaal. Hundings hond eindigde bengelend aan een touw. De repetitiefoto’s suggereerden dat de regisseur een bewegingsdramaturgie voor Wotans speer zou ontwikkelen maar daar viel niets van te merken.
De Walküren, zeulend met de naakte lijken van de gevallen helden, klonken nogal verschillend op individuele basis maar waren telkens in staat tot fraaie samenzang. De levende paarden op de achtergrond, die niets anders deden dan een paar rondjes draaien met een begeleider, waren zeker geen meerwaarde, eerder slaapverwekkend. De partituur vertelt toch iets heel anders! “Het theater is de laatste tempel die mens en dier samenbrengt”, meent Castellucci. En : “Een dier op de scène is als een gebed zonder woorden”. Dat kon opgaan voor Easy Rider, de magnifieke Charolais van anderhalve ton in Moses und Aron (Parijs, 2015). In deze Walküre zijn de dieren puur decorum.
Ingela Brimberg had nog steeds niets laten horen waardoor wij een Brünnhilde van formaat konden verwachten in het derde bedrijf. Het vader-dochter duet werd, in al zijn scenische eenvoud, echter het hoogtepunt van de avond. We treffen Wotan aan met het hoofd in de handen. Zijn reis naar de renunciatie neemt hier een aanvang. Dat de regisseur er een taoïstisch traject van zal maken merken we aan het Boeddhahoofd dat de resignerende god soms meezeult. Gabor Bretz laat hier zijn meest genuanceerde zanglijnen van de avond horen. Het is alsof hij dit al vaker heeft gezongen. Maar het is vooral Brimberg die het mooie weer maakt. Zij overklast hem qua projectie. En ze straalt. Ze maakt een veel grotere indruk op mij dan vijf jaar geleden met Elsa (Brussel) of met Salome en Isolde in Keulen. Het timbre is mooi en de problematische overgangen naar het borstregister zijn er weliswaar nog steeds. Ze heeft de rol erg goed verinnerlijkt en net als Stefanoff toont ze dat ze de wagnerpathos aanvaardt en begrijpt, veel meer dan de mannelijke solisten dat doen. Beiden eindigen als silhouetten voor een wit lichtscherm dat de ingeslapen Brünhilde lijkt te vermorzelen en te transfereren naar een andere dimensie. De grote hoepel, symbool voor de Ring, schiet nog even in brand nadat de muziek al is uitgestorven. Wie weinig tijd heeft en de stream bekijkt kan zich beperken tot het derde bedrijf.
Andermaal staat de echte triomfator in de orkestbak. Alain Altinoglu, op handen gedragen door het Brusselse publiek, laat het orkest musiceren op maat van het theater. De orkestbak zit proppensvol. De harpen zijn verbannen naar de afgedekte linkerzijde van de orkestbak, de pauken naar de rechterzijde. Het tempo was perfect voor het stormweer in de prelude, de pauken klonken mooi afgelijnd. De hele avond lang zullen de prachtig resonerende lagere strijkers het meest bekoren (ondermeer tijdens Siegmunds dood). Even plastisch zijn de solomomenten voor cello, klarinet, basklarinet. Nooit overheerst het orkest op een te gewelddadige of schreeuwerige manier in de balans. Het observeren van Altinoglu’s agogisch aansturen van het Muntorkest is een voorstelling op zich.
De regisseur mag zich nu beginnen afvragen hoe een draak er uitziet in het Castellucci-universum. Die zal hij wellicht niet vinden op een boerenerf in Perwez.
Te bekijken via RTBF Auvio op 6 of 10 februari.