

Discover more from Leidmotief | Leitmotif
Auteur : Jos Hermans
Na de grandioze flop met Pikovaya Dama in de regie van David Marton moest De Munt wel iets ondernemen om het tweede luik van haar door covid-perikelen uitgestelde Russische trilogie terug op het goede spoor te zetten. Dat deed ze dan ook want Laurent Pelly‘s enscenering van Jevgeny Onegin kon niet verschillender zijn. Pelly interpreteert niet, biedt de toeschouwer een tekstgetrouwe lezing, bant alle lelijkheid uit het stuk en levert daarmee de perfecte antithese van wat Marton probeerde te bereiken. Daarin komt hij heel dicht uit bij de theatertaal van Peter Brook. Ook hier treffen we een lege ruimte aan en een haast ouderwetse plankenvloer die dienst zal doen als maagdelijk speelvlak. Het speelvlak is vierkant, kan rond zijn as draaien op het ritme van de gevoelsgolven van het stuk en zich tijdens de briefscène warempel ontvouwen tot een doos om de intieme ruimte van Tatjana’s slaapkamer te materialiseren. Een zwartgelakte houten trap, glinsterend in het maanlicht alsof het het tweede bedrijf van Lohengrin betrof, is dan weer de even naakte setting voor het derde bedrijf aan het Sint-Petersburgse hof. Dat Pelly de voorstelling situeert in het pre-revolutionaire Rusland is enkel aan de kostuums te merken, want zoals gezegd, Pelly interpreteert niet.
Decors en rekwisieten beperken zich tot het absolute minimum en dat betekent dat er enkel stoelen te zien zijn (scenografie: Massimo Troncanetti); sfeerschepping gebeurt met licht. Het niet-interpretatief theater is geen dogma maar een mogelijkheid. Als het werkt is het grandioos. De afwezigheid van scenografische ballast zuigt de aandacht van de toeschouwer naar de personages; de lichtregie doet nog eens hetzelfde op een andere manier. Meer dan anders ligt het succes van de voorstelling daarmee in de handen van de acteurs. Brook formuleerde het zo: “Ik kan elke lege ruimte nemen en die een kaal podium noemen. Een man loopt over deze lege ruimte, terwijl iemand anders naar hem kijkt, en dat is alles wat nodig is om een theatervoorstelling te ontketenen.” Ook in Brussel levert het vele fraaie beelden op, ook voor het oog van de camera, of moet ik zeggen, vooral voor het oog van de camera. Melkachtige wolken kleuren het achterdoek.
Geen jampotten dus ten huize van mevrouw Larina, wel een boek in de leesgrage handen van Tatjana. De twee meisjes hebben schattige paardenstaarten. Dat de dichter valt voor de innemende charme van zijn Olga (Lilly Jørstad) is heel aannemelijk. Dat hij, in al zijn overdreven ernst, haar plagerigheid op Tatjana’s verjaardagsfeest niet aankan, is dat ook. De lichtregie (Marco Giusti) is adequaat als sfeerschepping na de briefscène en tijdens de tragische monoloog van Lenski. De choreografie van Lionel Hoche doet soms wat onbeholpen aan, zoals in de boerendans van het eerste bedrijf.
De casting stelde mij teleur. Stéphane Degout beschikt over een erg lage bariton. Ik zie hem over 10 jaar naar een basbariton evolueren. De hele voorstelling lang heb ik niet kunnen wennen aan dat lage timbre, gewend als ik ben aan het voor mij ideale timbre van Peter Mattei in de rol van Onegin. Het maakt hem nog pedanter dan hij al is. Zelden was een Onegin zo kil en harteloos als deze dandy die niet eens de moeite neemt om het platform te betreden tijdens zijn preek. Is het Tatjana die in het eerste bedrijf met onze sympathie aan de haal gaat, in het derde bedrijf slaagt hij er niet in om de zaken in zijn voordeel te doen kantelen.
Wat De Munt blijft zien in Sally Matthews is mij een raadsel. De stem is nooit helder, de voordracht nooit zinnelijk, het timbre nooit verleidelijk, sensueel, vrouwelijk. Dat was in 2014 al zo met Jenufa. Toch is De Munt haar steeds blijven engageren. En nu wordt ze klaargestoomd voor Sieglinde? Ondanks haar vurigheid is de briefscène, die ze beëindigt in een licht hysterische, bijna ziekelijke trance, echt niet meer dan middelmaat. Hier is een stem te horen die niet past bij het karakter van een jong plattelandsmeisje. Er zijn zoveel Russische sopranen die het beter hadden kunnen doen.
Bogdan Volkov als Lenski demonstreert zijn vertrouwdheid met de rol. Het tweede couplet van zijn grote aria bouwt hij op vanuit een ragfijn, breekbaar piano. Dynamisch en interpretatief is dit alles zeer genuanceerd. “Kuda, kuda” is dan ook het vocale hoogtepunt van de avond terwijl dat eigenlijk het finale duet zou moeten zijn.
Nicolas Courjal zingt de aria van Vorst Gremin met een vrij onaangenaam mollentimbre. Cristina Melis slooft zich uit om een bejaarde Filippievna te spelen maar slaagt daar nooit in. Goed in de kleine rollen zijn Bernadetta Grabas als Madame Larin en Christophe Mortagne als Monsieur Triquet.
Wie niet teleurstelt is Alain Altinoglu. Zijn geëngageerde lichaamstaal verraadt een grote affiniteit met dit repertoire hetgeen zich vooral vertaalt in een grote agogische beheersing van het orkest dat hij laat klinken als het kloppende hart van een verliefd meisje. De strijkers reageren soepel en warm met prachtig resonerende contrabassen als resultaat. De crescendi van Tatjana’s koortsdroom zijn meeslepend, de hobo spookt vol melancholie door de orkestbak, de polonaise heeft pit en de orkestrale climaxen van het derde bedrijf raken de kern van de finale confrontatie.
Het zou mij benieuwen te weten hoe de tweede bezetting het ervan afbracht.
Te bekijken op Mezzo en Medici TV.