Auteur : Jos Hermans
Een leven lang zal Alban Berg gekneld zitten tussen zijn twee grote voorbeelden : Arnold Schönberg en Richard Wagner. Schoenberg zal Wagner afzweren vanaf de late jaren 1920 zodat Berg zijn Wagnerliefde voor hem zal trachten te verbergen. Komt Schoenberg op bezoek dan zorgt hij ervoor dat er geen partituren van Wagner of Strauss rondslingeren. Er bestaat een cartoon uit 1909 waarop Berg, zittend aan de piano, de partituur van Parsifal doorspeelt terwijl een boek van Schoenberg op de vloer ligt.
De partituur van Wozzeck, meesterwerk van het expressionisme, pendelt tussen de puurste kamermuziek en het explosieve geweld van de hoogromantiek. Dat ze de vertrouwde gebondenheid aan de tonaliteit verlaat is een weg die door Wagner was voorbereid met ‘Tristan und Isolde’. Philippe Jordan ziet het toonprincipe van de ‘vrije atonaliteit’ als een fase van bevrijding en zijn Wiener Philharmoniker zijn even gemotiveerd om te bewijzen waarom Wozzeck het meest invloedrijke werk van de 20e eeuwse operaliteratuur is geworden. Flarden van Brittens Peter Grimes en Sjostakovitsj’s Lady Macbeth komen je toegewaaid. Anderhalf uur lang zullen de kopers, de xylofoons, de pauken, de contrabassen wedijveren om aandacht, zodanig zelfs dat het orkestrale hoogtepunt van het derde bedrijf, de “Invention über eine Tonart” er bijna bij verbleekt. Het is een muzikale lezing die Bergs partituur in al haar kostelijke details te kijk zet. Laat dat de voornaamste troef zijn van deze productie.
Wie Simon Stones La Traviata zag, begrijpt meteen dat het combineren van een draaitoneel met video ook voor Wozzeck interessante mogelijkheden zou bieden, een stuk dat met zijn 15 relatief korte scènes snelle scènewisselingen vereist en een beeldenboek suggereert ter illustratie van de hallucinaties van de titelheld. Stone doet het dit keer echter zonder inzet van video. Allicht is het budget van een Traviata groter dan dat van een Wozzeck met slechts 5 voorstellingen.
Stone haalt het stuk volledig uit zijn soldateske biotoop. Dit in tegenstelling tot William Kentridge die de Groote Oorlog tot het scenografische middelpunt maakte van zijn vermoeiende lezing voor Salzburg. Posttraumatische stress is Stone’s Wozzeck vreemd. Net als Christoph Loy (Frankfurt, 2016) vindt hij dat Wozzeck iets te gemakkelijk in de slachtofferrol wordt geduwd. Zelfmedelijden vindt zijn weg niet naar Stone’s acteursregie. Net als Loy laat hij zich leiden door Johann Christian Clarus, de dokter die de historische Wozzeck destijds onderzocht en zijn gestoord waarnemingsvermogen als angstspychose verklaarde. De gecultiveerde liedzanger Christian Gerhaher is ook niet de man om zijn personage als een domkop af te doen. Zijn Wozzeck is geen ‘Hundsfott’. Wanneer hij lucht geeft aan zijn hallucinaties in de tweede scène zou je warempel denken dat hij de allure krijgt van een complotdenker.
“Wozzeck is ongetwijfeld een meervoudig slachtoffer. Maar - en dit is belangrijk - de moord op Marie maakt van hem een dader, en deze daad kan niet worden afgeleid uit zijn rol als slachtoffer! Want er zijn genoeg mensen in vergelijkbare situaties die desondanks niet gewelddadig worden”, vindt Stone. De Kapitein en de Dokter zijn afgezwakt in hun gebruikelijke karikaturale typering. Stone laat ons anderhalf uur lang vertoeven te midden van het Weense precariaat dat van scène tot scène evolueert in het hamsterwiel van zijn draaitoneel. De toneelmeesters moeten de handen vol hebben gehad met het in- en uitladen van decors en rekwisieten, buiten het zicht van ons, de toeschouwers.
Geen enkel vervelend moment valt te noteren in deze voorstelling maar overtuigt zij ook? Niet helemaal. Kort samengevat is Wozzeck een arme buitenstaander, uitgebuit door zijn superieuren, die over zijn toeren geraakt en de moeder van zijn kind doodsteekt. Bij Stone ligt de focus bijna uitsluitend op de jaloezie die hem tot een dader maakt.
Als een Figaro scheert hij de Kapitein in een kapperssalon om vervolgens de lange rij werklozen te vervoegen voor het Arbeitsamt. Marie ontmoet haar Tamboermajoor, een hanige politieagent, aan een worstenkraam. De dokter is één van die zelfingenomen experten die we de afgelopen twee jaar goed hebben leren kennen en die zich verkneukelt in zijn experimenteerwoede. Wozzeck krijgt van hem geen spuit in het achterwerk maar een sonde voor een darmonderzoek. Het is moeilijk om in de Wozzecks de ‘Arme Leut’ te zien van het libretto wanneer hun driekamerwoning is uitgerust met microgolf, koelkast, moderne wasmachine, kingsize bed. De Kapitein en de dokter houden hun filosofisch praatje over de tijd op steppers in een fitnessruimte. De herbergscène is een bonte carnavaleske verkleedpartij met felgekleurde dierenkostuums, populair onder Vlaamse politici. Wozzeck is de grijze muis. De muzikanten op het toneel zijn goed geïntegreerd. De slapende soldaten zijn daklozen, die hun roes neuriën in metrostation Simmering. Ook de tussenspelen krijgen beelden. Zo zien we Wozzeck een blik bonen in tomatensaus uitlepelen gezeten naast een vol palet conserven. De sterkste is wanneer we Wozzeck zien als toeschouwer bij drie bedscènes van zijn vrouw die bij hem de stoppen doen doorslaan.
Pas in het derde bedrijf worden de muren van deze caroussel geslecht en overgeschakeld naar een braakliggend terrein, een natuureiland gehuld in akelig sfeerlicht waar het onheil zal geschieden tussen het metershoge struikgewas. Wozzeck dumpt Marie’s lijk in een riool waarin hij uiteindelijk zelf terecht zal komen. Wanneer de politie zijn lijk tot 5 meter boven het toneel uit het riool takelt raast de overweldigende orkestepiloog als een requiem door het auditorium. Wat verderop speelt zijn zoontje met een brandweerauto. Net voor de partituur volledig uitdooft en het licht definitief uitgaat brengt hij verschrikt de handen voor de ogen. Wozzeck Junior beseft dat ook hij de bonen zal moeten vreten.
Zowel vocaal als scenisch zet Christian Gerhaher een meer overtuigende Wozzeck neer dan in Zürich (2015). Destijds werd hij evenwel geplaagd door een bronchitis. Zijn grote voorbeeld Dietrich Fischer-Dieskau kan hij echter niet evenaren qua helderheid van articulatie. Anja Kampe is geloofwaardig in haar verscheurdheid. Ze zet meer in op expressie dan op klankschoonheid. Jörg Schneider zingt een gave Kapitein: het schakelen naar kopstem, de lachsalvo’s en de ritmische hoestbuien doet hij uitstekend. Sean Panikkar als de tamboermajoor en Dmitry Belosselskiy als de dokter vallen op door een verrassend goede verstaanbaarheid in het Duits.
De volgende stunt van Simon Stone is Lucia di Lammermoor in New York (Kinepolis, 21 mei). Als Stone zich aan het belcanto waagt in het gezelschap van de fraaie Nadine Sierra dan gaat zelfs ondergetekende naar Donizetti kijken.