Auteur : Jos Hermans
Ooit was Der Freischütz de luidruchtige manifestatie van zijn tijdsgeest, een opera die in biedermeierdagen van bij de start een eclatant succes kende en de absolute hit werd van het burgerlijke huisconcert. Het biedermeier publiek vond er niet alleen het vertrouwde universum in terug maar hield er ook een stevige identiteitsversterkende opsteker aan over: Der Freischütz werd Duitslands nationale opera en kon dienen als alternatief voor de Frans-Italiaanse operahegemonie.
Der Freischütz is een stuk over outsiders in conflict met voorbijgestreefde conventies, een stuk over de strijd tussen goed en kwaad dat slechts door het ingrijpen van een ouderwetse deus ex machina (de heremiet) aan zijn happy end geraakt. Uiteraard mag het liefdesgeluk van jonge mensen niet afhangen van verouderde tradities maar hadden Weber en zijn librettist Friedrich Kind niets anders kunnen verzinnen dan zulke moraliserende finale? Een ander pijnpunt van Der Freischütz zijn de gesproken dialogen, eigen aan het Singspiel, die erg houterig kunnen klinken, zelfs uit de kelen van Duitse performers. En wat met de jungle van het woud als toevluchtsoord voor de “demonische krachten” ? Alle spoken zijn het woud ontvlucht. Is wat Weber voorvoelde ook niet te lezen als de huiver voor de nakende politieke en economische realiteit? Peter Konwitschny (Hamburg, 2001) had de Wolfsschlucht met brechtiaanse vervreemdingsijver getransformeerd in een verboden zone waar alle zonden en beschavingsfouten van de vooruitgang zijn ingekieperd, een goddeloze omgeving waar alles nog is toegelaten en de burgerlijke moraal verbannen. Jossi Wieler en Sergio Morabito (Straatsburg, 2019) transponeerden die huiver naar de geglobaliseerde wereld van vandaag. Iets vergelijkbaar had ik verwacht van Kirill Serebrennikov, maar de Russische regisseur, niet langer geplaagd met huisarrest, permitteerde zich een invasievere vorm van vrijheid.
Omdat de muzikale nummers in Der Freischütz op zichzelf staan en door knullige bindteksten worden verbonden, koos Serebrennikov ervoor om het stuk te restylen met een nieuwe plot, aansluitend bij de oude plot, zonder daarvoor de muzikale dramaturgie te verkrachten. Hij doet dat virtuoos en het werd een opera over het operabedrijf met volledig nieuwe bindteksten in het Engels. “Honderden professionals komen samen in de bak, in de coulissen, op het toneel om iets te creëren dat heel fragiel is; iets buitengewoons dat alleen bestaat in het moment en verdwijnt als het doek valt. Ik begon overeenkomsten te zien tussen de wereld van Der Freischütz en de wereld van de opera. Mensen die het in de opera willen maken, wijden hun leven aan de kunstvorm. Het is als een monster: het vreet tijd en energie, en vraagt veel offers. Daarom spelen geloof, traditie en bijgeloof ook een heel belangrijke rol in opera. Het is een manier om toch te proberen je omgeving te beheersen”, meent de regisseur.
De nieuwe plot is niet echt een nieuwe plot. Het gaat meer om artiesten die in de coulissen, tijdens repetities, aan hun angsten en frustraties de vrije loop geven, dit alles aan mekaar gepraat door The Red One, een yankee betweter met rode pruik een cowboy boots maar uiteindelijk goed voor drie uur onvervalst entertainment. De grappen over het artiestenleven, waarin bijgeloof een grote rol speelt, zijn voor 70% waar, beweert de regisseur. Max lijdt aan zelftwijfel en podiumangst, Agathe is de carrièrebewuste diva, Ännchen de afgunstige debutante. Kaspar is als zanger begonnen in het koor en opgeklommen tot solist met de steun van Samiel, de dirigent ! De heremiet is een persoon uit de zaal, een idee dat Konwitschny reeds aanreikte. De gewijzigde context waarin Webers grote nummers ons nu bereiken, soms zelfs doorbroken met stukjes Serebrennikov-dialoog, is absoluut amusant. Het mooie is dat het ook muzikaal een topavond werd. Daarvoor had de Nationale Opera zich een perfecte cast uitgezocht en een verrassend jonge dirigent.
Günther Groissbock is een ideale Kaspar, snedig, perfect articulerend met sardonische trillers. Zijn beide aria’s, “Hier im ird’schen Jammertal” en “Schweig, schweig-damit dich niemand warnt” zijn evidente hoogtepunten. De tweede zingt hij in een dwingend oogcontact met de dirigent, als horige slaaf van de meester. Zoals hij in de finale Samiel vervloekt, zo wil je hem Wotan horen zingen. Dat kan vanaf volgend seizoen in Budapest (mupa).
De Zuidafrikaanse Johanni van Oostrum als Agathe was de perfectie. Ik zeg dat in het volle besef dat uitvoerders van dit toprepertoire voor lyrische sopranen zich steeds moeten meten met iconen uit het verleden als Elisabeth Grümmer, Gundula Janowitz en Rita Streich en dat is een wedstrijd die je moeilijk kan winnen. Maar Van Oostrum slaagt daarin. Ook haar beide aria’s zijn evidente hoogtepunten. Haar diva-rol beperkt zich tot het verwisselen van haar somptueuse jurken (kostuums: Tatyana Dolmatovskaya), van blauw naar rood in “Leise, leise”. “Und ob die Wolke” zingt ze in een zwart kleed met rode sjaal.
Ying Fang heeft de stem en het komediantisch talent voor Ännchen, Benjamin Bruns voldoende tenorpower voor Max, Michael Wilmering is een acrobatische Killian, James Platt charmeert met een kernachtige bas als Kuno. De leden van het jagerskoor barsten uit hun pakken met haantjesgedrag tijdens “ Was gleicht wohl of Erden dem Jagervergnügen?”. Evgeny Kulagin heeft er een aardige choreografie voor bedacht. Het koor was uitstekend in de Wolfsschlucht, het openingskoor en de finale.
Patrick Hahn, de 26-jarige GMD van Wuppertal, staat niet alleen voor één van de grootste orkesten, het Koninklijk Concertgebouworkest, hij weet het orkest ook te kneden met een dynamisch-agogisch inzicht dat je van zo iemand niet meteen zou verwachten. Terwijl de geweldige ouverture zich ontvouwt met al de grote thema’s van het stuk geeft de videowand een filmische trailer te zien geeft van de oude plot ! “Leise, Leise, fromme Weise” klonk grandioos. De solo cello, gaf lucht gaf aan de warmste biedermeierklanken van de avond tijdens “Und ob die Wolke”. De Wolfsschluchtscène stelde niet teleur.
De drie toegevoegde Tom Waits nummers uit The Black Rider, gezongen door de Red One, stellen in muzikaal opzicht weinig voor. Niet iedereen is een Carl Maria von Weber. Franck Evin zet ze visueel apart in groen neonlicht voor het Nationaal Jeugd Jazzorkest.
Zelden heb ik zo’n positieve sfeer gevoeld in een operatheater. Elk nummer werd op applaus onthaald. Amsterdam wilde entertained worden. Staande ovatie op het eind.
Ook te zien op Operavision vanaf 25 juni.