Auteur : Johan Uytterschaut
De tien jaar oude productie van Parsifal door François Girard zat mij nog voor een deel in het geheugen. Op een of andere manier kwamen die beelden dus bovendrijven bij de aankondiging dat Girard de nieuwe Lohengrin in New York zou regisseren. Was dat enkel maar door associatie met de naam “Girard”? Of was het het beeld van Pjotr Beczała in een eenvoudig wit hemd dat het hem deed? Het ging in elk geval niet over toeval: Girard en scenograaf Tim Yip gaven in de interviews nadrukkelijk aan dat het de bedoeling was een sequel (ik zei bijna prequel) op die Parsifal te realiseren. Tot en met suggesties van een verloop in de tijd: vele “manen” zijn voorbij gegaan sinds toen. En dat is ook letterlijk te nemen: Lohengrin is de zoon van de “Reine Tor” Parsifal en het is nu zijn beurt om graalridderlijk zijn goede daden te gaan stellen.
Ik moet zeggen dat ik die manen eerst anders had gezien: een wereld met verschillende manen, dat kan moeder Aarde niet zijn; deze Scheldeoever bevindt zich dus op een andere planeet. Zo ziet de scène er naar mijn aanvoelen toch uit. Bovendien heeft de verschijning van Lohengrin in een simpele outfit iets buitenaards (en buitentijds) tegenover de middeleeuws aandoende plunjes van de andere personages. Hij verschijnt ook vanuit het niets, met hoogstens de – erg efficiënte – suggestie van een zwanenvleugel tegen een hemellichaam geprojecteerd. Het is de vrijheid van mijn toekijkend oog om dat zo te zien, en als ik Beczała hoor verklaren dat hij zich voelde als gedropt door de USS Enterprise, tja…
Nu, het doet uiteindelijk weinig ter zake; er is niet zoiets als één oog dat gelijk moet krijgen. Veel belangrijker is het visueel meeslepende karakter van deze productie, die neerkomt op een abstractie rond drie kleuren: wit, rood en groen (wat helemaal klopt met Richard Wagners opvattingen over het belang van belichting in zijn drama’s). Het koor speelt daar een cruciale rol in, doordat de leden gekleed zijn in capes die ze, letterlijk in een handomdraai, kunnen veranderen van kleur als een versterkte weergave van hun collectieve emotie. Voor de rest geldt de kracht van de eenvoud: stenen decors zonder franje, met als sterkste beeld een schuin opgehangen plafond met een grote cirkel uitgespaard, waardoorheen de sterrenhemel en de belangrijkste hemellichamen te zien zijn. Het resultaat is een bijzonder sfeervolle en sterk tot de verbeelding sprekende entourage waarin de personages hun ding kunnen doen.
Hoe ze dat doen? Dat beeld is enigszins gemengd. Er zijn de cracks die zowel vocaal als dramatisch helemaal in de roos zitten. De Ortrud van Christine Goerke als schitterend apogeum, en de Lohengrin van Pjotr Bezcała met de juiste toon, en de gepaste soberheid in de vormgeving. De Elsa van Tamara Wilson is vocaal precies wat deze rol behoeft, maar als actrice is ze teveel standbeeld en te weinig vrouw van vlees en bloed. Jevgenyi Nikitin is een verdienstelijke Telramund, niet perfect maar meer dan aanvaardbaar; zij het dat hij niet in zijn personage laat kijken: wat er aan gevoelens in deze man omgaat is niet te achterhalen, met zijn blik op oneindig en nu en dan heftige reacties die op zich wel iets inhouden, maar niet in een groter geheel lijken te passen. Günther Groisböck is voor mij geen Heinrich. Deze rol is eerder gedacht voor een “basso brillante” met voldoende gemak in het hoge register. Groisböck heeft zich met doodsverachting op deze partij gestort, maar hij verliest soms ei zo na het gevecht. Daar staat een mooie en genereuze laagte tegenover, maar die is hier minder relevant. De heraut van Brian Mulligan, tenslotte, klinkt meestal wat overemotioneel; niet nodig: de stem is interessant genoeg zonder deze 380V.
Koor en orkest zijn in Lohengrin onwaarschijnlijk belangrijk, en beiden doen wat ze moeten doen, veilig geïnspireerd door Yannick Nézet-Séguin. Als dragers van deze avond verdienen zij de hoogste lof.
Conclusie: het loonde meer dan de moeite om Lohengrin na bijna twee decennia in een nieuw pak te steken. Als geheel is deze productie bijzonder geslaagd, niet in het minst door de briljante zichtbare componenten ervan. Als er nog een beetje aan de bezetting geschaafd wordt kan ze de geschiedenis ingaan.