Auteur : Jos Hermans
Het is moeilijk om de moord op de zwarte nationalist en burgerrechtenactivist Malcolm X los te zien van de politieke moorden op JFK, RFK en MLK uit dezelfde periode. Drie leden van de Nation of Islam werden veroordeeld voor de moord maar de ware toedracht blijft, net als dat het geval is bij de drie andere moorden, gehuld in mist, al is het voor iedereen duidelijk (de componist incluis) dat het niet de echte moordenaars van X waren die berecht werden. De Netflix-documentaire “Who killed Malcolm X?” wijst de ondertussen overleden Al-Mustafa Shabazz (William Bradley) aan als dader, een lid van Nation of Islam en een vermoedelijke informant van de FBI. Malcolm X was tenslotte een scherp, eloquent en charismatisch criticus van het Amerikaans imperialisme, hetzelfde imperialisme dat de wereld vandaag weer eens op de rand van een wereldoorlog brengt.
Toen “X:The Life and Times of Malcolm X” in 1986 op een boogscheut van de Met in première ging was dat absoluut vernieuwend. Nooit voordien was er een gelijkaardige eclectische partituur in mekaar geknutseld wiens grote idee het was een fusie tot stand te brengen tussen genoteerde en geïmproviseerde muziek. Het andere grote idee van componist Anthony Davis was : ritmische structuren als wagneriaanse leidmotieven doorheen het stuk te loodsen. Alle voorstellingen waren uitverkocht en de zaal zat voor driekwart gevuld met een zwart publiek. In die dagen was ik jazz-recensent bij De Morgen en als jazzperformer (piano) behoorde Anthony Davis tot mijn dagelijkse leefwereld. Heelwat zwarte jazzmuzikanten waren moslim en kozen moslimnamen in navolging van X. Twintig jaar na zijn dood was hij nog steeds een held in jazz-kringen. Free jazz en Black Power waren in de sixties al een collusie aangegaan. Jazz verleende zijn stem niet aan slachtofferschap. Het had altijd al een boodschap van verzet gebracht. Charlie Parkers “Now’s the time” doelde op de tijd voor sociale verandering. John Coltrane’s Alabama was het antwoord op het dynamiteren van de 16th Street Baptist Church door de KKK. Om jazz een zinvolle kunstvorm te laten zijn, moet het revolutionair zijn tot in de kern. Jazz was tenslotte, vóór alles, “the sound of freedom”. Zelfredzaamheid (“self-reliance”) was het codewoord voor de artistieke projecten binnen de zwarte jazzgemeenschap (de AACM in Chicago bijvoorbeeld). Je kan het in grote geprojecteerde letters zien tijdens deze voorstelling. Die motivering kwam van X.
Hedendaagse woke-activisten stellen Black Lives Matter voor als een heruitgave van de casus Rodney King. Maar George Floyd was een misdadiger en een verslaafde die overleed aan een overdosis fentanyl en niet aan de overactieve knie van een politieman. Het autopsierapport laat daar geen twijfel over bestaan. De beschamende golf van plunderingen en vernielingen die hierop volgde kan ik echt niet plaatsen binnen de moreel gerechtvaardigde Amerikaanse burgerrechtenbeweging van de sixties. Misschien is dat een bijkomende reden waarom jazz, de stem van het verzet, althans in zijn Afro-Amerikaanse versie, vandaag zo stom blijft. Omdat BLM een leugen is? Maar het BLM-activisme heeft er natuurlijk wel voor gezorgd dat Anthony Davis’ eerste opera vandaag op het toneel van de Metropolitan staat.
Weinigen zullen destijds beseft hebben dat Anthony Davis als klassiek geschoolde musicus een dubbele carrière beleefde. Laat dat nu het meest fascinerende zijn aan dit werk. Davis spreekt met even veel respect over Berg en Wagner, twee onmiskenbare invloeden, als over Coltrane en andere groten van de jazz. "Dit is een echte kans voor de Afro-Amerikaanse traditie om de dominante kracht te worden in de opera in Amerika", zei hij kort na de première van X. Ik weet niet of hij dat vandaag nog zou zeggen maar op de vraag in welke jonge componisten hij vertrouwen heeft, heeft hij Terrence Blanchard, die hem reeds twee keer op het toneel van de Met is voorafgegaan, niet genoemd.
Davis heeft er zich altijd tegen verzet om het werk een jazzopera te noemen, allicht omdat het dan afgeserveerd zou worden als “niet ernstig te nemen”. In het interview met Davis uit 1986 dat ik morgen zal posten kan u daar meer over vernemen. Maar het is weldegelijk een jazzopera. Ik zou niet weten wat een jazzopera anders is. Tenzij men dit label zou reserveren voor een opera die uitsluitend uit jazzmuziek zou bestaan. De emancipatie van jazz is in operakringen nog steeds aan een inhaalbeweging bezig. Wat het werk een jazzopera maakt is de jazzband (Davis’ achtkoppige band Episteme waaronder oudgedienden als Marty Ehrlich (s), J.D. Parran (cl), Mark Helias (b) en nieuwlichters Amir ElSaffar (tp), Michael Fahie (tb), Isaiah Richardson Jr (s) ) die, naast het orkest, het improvisatiegedeelte voor zijn rekening neemt en het is hier dat het gebeurt. De saxofoons spelen met de intonatie van de free jazz improvisator en niet met de saaie academische toon die je af en toe in onze klassieke orkestwerken aantreft. Trompet en trombone zijn avontuurlijker in onze orkestliteratuur maar hier krijgen ze een jazzinvulling. Wat je hoort is : de beat van een echte drum kit, lastige wisselende maatsoorten en moeilijke polyritmiek, momenten die flirten met blues en subtiele swing, trance-achtige herhalingen, hypnotiserende ostinati met geplukte snaren in de contrabas, scat singing en echo’s van Abbey Lincoln en Max Roach in het personage van Street : allemaal dingen die je nooit in een operahuis hoort!
In ware biopic-stijl schetst het libretto van Thulani Davis de contouren van een kort maar bewogen leven: de moord op Malcolms vader toen Malcolm nog een jongen was in Lansing; de mentale instorting van zijn moeder; zijn verhuizing naar Boston om bij zijn halfzus te gaan wonen, waar hij met ritselaars als Street omgaat en in de gevangenis belandt; zijn bekering in de gevangenis tot de leer van Elijah Muhammad en de Nation of Islam; het succes van zijn zwart-nationalistisch activisme; zijn breuk met Muhammed; zijn pelgrimstocht naar Mekka en de glimp van een meer universalistische ideologie van vrede en raciale eenheid die hij nauwelijks kan uitdragen omdat hij in 1965 op 39-jarige leeftijd wordt vermoord in de Audubon Ballroom.
Het is het goudkleurige proscenium van de Audubon Ballroom die Clint Ramos centraal op het podium plaats met daarboven zwevend een kunstobject als een reusachtige donut die de contouren van een ruimteschip lijkt te hebben. Terwijl het openingskoor herinnert aan Marcus Garvey’s visioen waarbij de Black Star Line zwarte Amerikanen terug naar Afrika brengt, heeft regisseur Robert O’Hara het schip in de context van de esthetiek van het Afrofuturisme geplaatst, een kunststroming die ook Sun Ra (jazz) en George Clinton (funk) inspireerde. Het is een eenheidsdecor waarbij het ruimteschip zal dienst doen als projectievlak ondermeer voor de namen van zwarte slachtoffers van blank geweld. Dede Ayite heeft aardige kostuums verzonnen voor deze buitenaardse wezens en voor het straatleven in Harlem. Hanglampen en gebedskleden zullen het toneel veranderen in een moskee.
Eens te meer was de klank tijdens deze relay niet in orde. De jazzband was met veel detail en met gepaste geluidssterkte te horen in de achterste luidsprekers van de zaal hetgeen een spannend ruimtelijk effect opleverde. Maar de vocalisten waren weer eens underpowered in de mix. Alle stemmen lijken daardoor veel te klein voor de ruimte. In zulke omstandigheden kan ik vocale prestaties niet beoordelen. Will Livermans portret van Malcolm X was voldoende gedifferentieerd maar de charismatische figuur die je van een Malcolm X zou verwachten (hij lijkt er ook helemaal niet op) was hij nooit. Het is ook maar de vraag of de partituur dat toestaat. Zijn gevangenismonoloog van het eerste bedrijf (“I would not tell you what I know”) had een zekere grandeur. Het personage van Street (een geestelijke broeder van Sporting life in Porgy and Bess) kreeg weinig scherpte in de persoon van Victor Ryan Robertson in zijn Cab Calloway zoot suit. Ook dat ligt aan de partituur, vrees ik. De choreografieën van Rickey Tripp waren op hun best in de straatscènes, elders waren ze soms redondant.
Conclusie : de componist slaagt er meestal niet in echt originele lyrische lijnen te bedenken voor de solisten. De orkestpartituur is het interessantste deel van deze compositie. Hoedanook : welkom in het repertoire, Malcolm X !
Als je de politieke visie van de recensent laat voor wat het is - eens of oneens? ... maakt niet uit - hebben we als trouwe volger van Leidmotief weer een prachtige recensie voorgeschoteld gekregen!
Mijn beste .... ik vermoed dat het hier een kwestie is van botsing tussen feiten en meningen. Ben bevriend met mensen die uw gedachtengoed delen. Geen enkel probleem, want ieder mag in ons vrije landje denken en zeggen wat hij wil. Vooral in de coronatijd werden meningen zonder degelijk onderzoek helaas gepromoveert tot feiten. Geldt heden ten dage ook voor de verschrikkelijke oorlog tussen Rusland en de Oekraïne.
Maar goed, ik erger me totaal niet aan af en toe een politieke voetnoot van uw hand. Veel respect voor uw kennis van opera en muziek in het algemeen (ook jazz!!!) en de mooie stijl van schrijven.