Auteur: Jos Hermans
Oscar Wilde merkte op dat het zijn bedoeling was om met Salome een toneelstuk te schrijven over "een vrouw die met blote voeten danst in het bloed van een man die ze begeerde en had laten doden". De seksuele obsessie en lust van een jong tienermeisje liet hij ontsporen als het vleesgeworden kwaad. Niets, zo beweerde hij, kan zo kwaadaardig zijn als de onschuldige erotische verlangens die vanuit haar onderbewustzijn opduiken.
En dus zien we in de finale van Richard Strauss’ gelijknamige opera het door Wilde gecreëerde monster ten onder gaan tijdens een perverse liefdesdood. Een catharsis is er niet. In Parijs nodigt Lydia Steier uit tot het aanbrengen van enige correcties middels een feministische lezing die Salome restaureert in haar hoedanigheid als het meest humane personage in het stuk.
Allereerst plaatst zij de 16-jarige in een schuldig landschap, te midden van de excessen van een uiterst verdorven samenleving. Kunstgenieters een spiegel voorhouden van hun eigen dystopische werkelijkheid is nooit een slecht idee. Dramaturg Maurice Lenhard verduidelijkt: “Voor Lydia Steier is Salomé geen slachtoffer. Zij is een vrouw die geen uitweg ziet uit het corrupte systeem waarin zij leeft. Een systeem dat haar doet lijden en haar drijft tot extremisme. Haar omgeving voedt haar radicalisering. De maatschappij waarin Lydia Steier deze opera opzet heeft alle orde van waarden verloren. Hoe ver gaan we als alles mogelijk is? Als het lot van anderen ons niet meer raakt, als we alleen nog amusement ontlenen aan vernietiging?”
Momme Hinrichs decor is een betongrijze wand rond een binnenkoer met rechts een roestige trap die leidt naar de hoerig verlichte ruimte waar Herodes de gasten voor zijn verjaardagsfeestje ontvangt. Deze gasten, zichtbaar door een groot rechthoekig raam, geven zich over aan een barbaarse orgie waarbij jongens en bijzonder fraaie meisjes worden misbruikt, verpakt als geschenk met enkel een rood lint om de lenden. De slachtoffertjes worden ook vermoord, in stukken gesneden, alvorens in een bloederig laken te worden gewikkeld om tenslotte in een greppel te worden gegooid door bedienden in veiligheidspakken die hun resten met ongebluste kalk bestrooien. Het is van een gewelddadigheid die choqueert maar die ook naadloos aansluit bij het explosieve mengsel van geweld en erotiek dat twee uur lang uit de orkestbak zal opstijgen. De opera krijgt daarmee het karakter van een eschatologische ondergangsparabel zoals zelden voordien.
De uitrusting van de soldaten herinnert aan videogames. Tansel Akzeybek speelt en zingt een zeer geëngageerde Narraboth. In het contact met Jochanaan ontdekt de 16-jarige prinses haar seksualiteit. Haar looks zijn gothic, met zwarte bottines, zwart haar en een witte blouse die tot aan de hals gesloten is. “Zichzelf stileren als ultra-kuis is een radicalisering die alleen kan voortkomen uit een extreme onthechting van haar familie”, meent Steier. Jochanaan, opgesloten in een kooi die vanuit de cisterne omhoog wordt geheven, wordt in zijn aanmatigend discours tot kalmte aangemaand met een stroomstootwapen. Iain Paterson wordt al eens overstemd door het orkest. Zowel wat betreft stemprojectie als gravitas schiet hij een beetje tekort. Na zijn vervloeking stilt Salome haar opwellende driften in een masturbatie-act op het dak van de kooi, resulterend in een dubbel orgasme, op het toneel en in de orkestbak. Vanzelfsprekend is het geweldige tweede intermezzo weer het orkestrale hoogtepunt van de avond.
Bij het verschijnen van Herodes wordt een tribune voor de gasten uitgerold. John Daszak is een fantastische Herodes, een rol waarin hij is gegroeid sinds Romeo Castellucci’s lezing van hetzelfde werk in Salzburg (2018). Hier krijgt hij ook meer ruimte van de regisseur om te zegevieren via zijn spel. Het kan aan de opname liggen maar de stem klonk onmiddellijk zeer present, zeer helder, voortreffelijk gearticuleerd en zonder de benepenheid in het timbre die zijn voordracht soms ontsiert. Dit is de beste prestatie die ik van Daszak tot nog toe zag. De Nazareners zijn getypeerd als drag queens, de joden als dikke sigaren rokende dandy’s, gekleed in de trant van Oscar Wilde. Het scherzo met de ruziënde joden was zelden zo irritant en tegelijk zo muzikaal. Herodias, een grotesk personage met latex-borsten en gepiercte tepels, flirt met de soldaten. De partij ligt Karita Matilla niet zo goed.
De zeven sluiers zijn de zeven kledingstukken die Herodes aan Salome’s lichaam ontfutselt alvorens haar te verkrachten. De langzame wals lijkt te vragen om een groepsparticipatie. Zo had Wim Vandekeybus hem in Amsterdam ook ingevuld als de collectieve dodendans van een wereld in verval. Steier laat er een groepsverkrachting op volgen. Daarmee heeft Salome haar legitimatie binnen voor haar terroristische daad : het hoofd van Jochanaan te eisen. Van radicaal wordt ze terrorist. Het systeem van haar ouders moet verdwijnen.
De oplossing die Steier bedacht voor de finale komt dicht in de buurt van een catharsis. Salome wordt ontdubbeld in enerzijds een bloederige figurant die stoeit met het hoofd van de profeet in een plastieken zak en anderzijds de sopraan die haar extase van het derde tafereel verderzet in de kooi samen met de profeet die haar afwees. Door de kooi langzaam in de toneeltoren te hijsen werkt het als een transfiguratie. “Man töte dieses Weib” roept de tetrarch vanop de trap net voor hij, niet geheel onverwacht, door zijn vrouwelijke page wordt neergekogeld.
Strauss karakteriseerde Salome als prinses met een Isolde-stem. En een Isolde zit er allicht ook aan te komen voor Elza van den Heever. Het timbre is warm, het vibrato is steeds onder controle, er zijn geen passagioproblemen, de finale werkt ze af met de dramatische bravoure van een Isolde. Een voortreffelijk debuut.
Opmerkelijk was de afwezigheid van muziekdirecteur Gustavo Dudamel bij deze seizoensopener. Het is Simone Young gelukt om de ruimtevullende, weelderige orkestklank in al zijn gewelddadigheid in het auditorium te projecteren. Vaak zijn het de lage instrumenten die het klankbeeld bepalen : de donderwolken van de pauken, de morbied resonerende contrabassen, de pedaalnoten in het orgel. Maar ook de solistische statements komen goed uit de verf : de fagot en de klarinet in het tweede intermezzo, de kristalheldere dwarsfluiten en de cello in de Dans, de indringende hoge bes van de contrabas bij de moord op de profeet.
Te bekijken bij Medici TV, L’Opéra chez soi en Mezzo